Toegeven dat je iets niet weet, dat je fout zat of laten zien dat je twijfelt: omdat het voelt als een nederlaag vinden we dat heel lastig.
Maar volgens Adam Grant, bestsellerauteur en arbeidspsycholoog bij Wharton School van de universiteit van Pennsylvania, is het juist goed om vraagtekens te durven te zetten bij je ideeën.
Uiteindelijk word je daar namelijk een wijzer mens van. We hebben allemaal het vermogen om van gedachten te veranderen, maar doen het veel te weinig, schrijft Grant.
‘Vaak zijn we heilig overtuigd van onze eigen waarheid en willen vooral aantonen dat de ander ongelijk heeft. We stellen onze eigen overtuigingen niet zo snel op de proef.’
Waarom is dat? ‘We laten onze zekerheden niet graag afpakken,’ legt Grant uit. ‘Zeker in een wereld die steeds ingewikkelder en onzekerder wordt, klampen we ons vast aan de dingen waar we wél controle over hebben: onze ideeën en waarheden.’
Terwijl het in een snel veranderende wereld juist nuttig is als we onze overtuigingen overboord kunnen gooien en onze mening kunnen bijstellen. Rethinking, noemt Grant dit, oftewel heroverwegen.
Je staat dan niet alleen kritisch tegenover de meningen en ideeën van anderen, maar durft ook die van jezelf in twijfel te trekken en je steeds af te vragen: klopt het eigenlijk wel wat ik denk?
Volgens Grant zouden we meer als wetenschapper moeten denken. Dat betekent dat je de voorkeur geeft aan bescheidenheid boven trots en nieuwsgierigheid boven overtuiging.
Wat levert het je op om te denken als een wetenschapper?
Je wordt beter in je werk als je bereid bent om je ideeën en plannen te herzien. Beginnende ondernemers die in een cursus leerden om hun strategieën te behandelden als hypothesen gooiden twee keer zo vaak het roer om.
Als hun hypothesen niet werden bevestigd, namen ze hun businessmodellen nog eens onder de loep en veranderden van koers in plaats van stug vast te houden aan hun oorspronkelijke plan. En dat wierp zijn vruchten af, want ze groeiden in een jaar tijd twee keer zo snel en verdienden meer dan de ondernemers in de controlegroep.
Ook beschrijft Grant een onderzoek waaruit blijkt dat topwetenschappers zich onderscheiden van hun minder succesvolle vakgenoten doordat ze cognitief lenig zijn: ze zijn bereid om zo nodig van het ene uiterste naar het andere te gaan. Dat werd nogmaals bevestigd in een studie onder architecten en kunstenaars.
Waarom is het zo moeilijk om je eigen overtuigingen in twijfel te trekken?
Mensen zijn vaak blind voor hun eigen incompetentie. In de psychologie heet dat het Dunning-Krugereffect, vernoemd naar de psychologen David Dunning en Justin Kruger.
Zij ontdekten dat mensen met de laagste score op een test voor logisch redeneren, grammatica en emotionele intelligentie zichzelf vaak juist het hoogst inschatten. Kundige mensen twijfelen juist meer aan zichzelf. Ze zien beter wat ze allemaal nog níét weten.
Adam Grant: ‘Als je alles zeker denkt te weten, belemmert je dat bij het zoeken naar misvattingen of hiaten in je kennis – laat staan dat je die gaat aanvullen of corrigeren. Je doet dan geen moeite om je kennis bij te schaven.’
Als beginners trappen we volgens Grant zelden in de valkuil van Dunning-Kruger. ‘Wie zich nooit heeft verdiept in voetbal denkt waarschijnlijk niet meer te weten dan de coach. De zelfoverschatting dient zich pas aan wanneer we van beginners in amateurs veranderen.’
Onze ervaring neemt toe, we krijgen een beetje kennis en worden minder bescheiden. We zijn trots op onze vorderingen en denken al snel te kunnen meepraten over de opstelling van het nationale elftal. Grant: ‘Zo belanden we in de cyclus van zelfoverschatting, waar geen ruimte is voor twijfel en nieuwsgierigheid.’
Wat helpt tegen zelfoverschatting?
Bescheidenheid is het wapen tegen het Dunning Krugereffect. Dat betekent niet zozeer dat je weinig zelfvertrouwen hebt. Bescheidenheid is het besef dat je tekortkomingen hebt en fouten maakt en dat de zoektocht naar kennis geen einde kent. Je schept niet op over hoeveel je weet, maar verwondert je over hoe weinig je nog begrijpt.
Adam Grant: ‘Zelfverzekerde bescheidenheid valt te leren. Proefpersonen die een kort artikel lazen over de voordelen van het loslaten van zekerheden en het toegeven wat je niet weet, riepen daarna eerder hulp in en onderzochten vaker afwijkende meningen om daarvan te leren.’
Ook een simpele reminder (‘Vergeet niet te twijfelen’ of ‘Zou het ook anders kunnen zijn?’) in je werkkamer ophangen, geeft je een duwtje in de goede richting.
Overigens helpt het ook om wel een beetje onzeker te zijn. Mensen die last hebben van het imposter-syndroom – het gevoel dat je eigenlijk helemaal niet goed bent in je vak en elk moment door de mand kunt vallen – hebben namelijk een prima mindset.
Adam Grant: ‘Mijn collega’s deden daar onderzoek naar. Medicijnenstudenten gingen in gesprek met een acteur die verschillende symptomen veinsde. Studenten met ‘imposter-gevoelens’ stelden geen slechtere diagnoses en scoorden bij de evaluaties zelfs hoger op empathie, respect, professionaliteit en effectiviteit.
Wie twijfelt over zijn kennis en vaardigheden, blijft openstaan voor nieuwe informatie en is meer geneigd advies in te winnen bij anderen.’
Hoe kijk je kritisch naar je overtuigingen?
Het is niet makkelijk om dingen die je zeker denkt te weten op de proef te stellen. Toch zijn er verschillende methoden die kunnen helpen. In de eerste plaats helpt het om anders naar jezelf te kijken.
Adam Grant: ‘Veel mensen hechten sterk aan hun overtuigingen en ideeën, terwijl je je “ik” beter kunt ophangen aan je waarden. Zie jezelf als iemand die nieuwsgierig en flexibel is en de waarheid nastreeft – zelfs als je daarvoor je eigen ongelijk moet toegeven. Dat maakt het makkelijker om je mening bij te stellen.’
Wat ook helpt, is om jezelf meteen na het vormen van een mening af te vragen wat ervoor nodig zou zijn om die te weerleggen. Ben je er bijvoorbeeld van overtuigd dat je nieuwe collega een kwal is, bedenk dan wat je van mening zou laten veranderen. Bijvoorbeeld als hij tijdens de volgende vergadering eigenlijk best goede dingen zegt.
Ten tweede: verzamel mensen om je heen die je durven uit te dagen. Dat doen we namelijk meestal niet. Adam Grant: ‘Uit onderzoek van de Harvard Business School bleek dat de proefpersonen collega’s die harde feedback gaven gingen mijden of helemaal uit hun netwerk verwijderden. Maar dat kwam hun prestaties niet ten goede.
Om jezelf te kunnen verbeteren, heb je een tegengasnetwerk nodig; een groep vertrouwde mensen die het niet met je eens zijn, je wijzen op je blinde vlekken en je helpen om je zwakke punten te overwinnen.
Uit een meta-analyse van meer dan honderd studies blijkt dat inhoudelijke conflicten waarin mensen elkaar tegengas geven, creatiever maken en tot betere keuzes leiden.’
Grant zelf confronteerde Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman ooit met een onjuiste hypothese. Natuurlijk vond Kahneman het niet leuk om te ontdekken dat hij ernaast zat, maar het betekende ook dat hij iets had geleerd, vertelde hij Grant.
‘Het is een interessante paradox die ik zie bij grote wetenschappers: ze vinden het oké om ongelijk te hebben, juist omdat ze dat vreselijk vinden. Ze willen koste wat kost op de lange termijn tot het goede antwoord komen en zien in dat ze dat alleen bereiken als ze op korte termijn bereid zijn te struikelen, terug te komen op hun mening en een andere afslag te kiezen.’
Helpt die open houding ook in discussies?
Bij meningsverschillen graven we ons vaak in om onze eigen standpunten te verdedigen, maar het levert veel meer op wanneer we dat niet doen. Het doel van een discussie zou moeten zijn onderling begrip te kweken en van elkaar te leren.
Een goede discussie is volgens Grant geen oorlog waarin je elkaar om de oren slaat met data en logica waar geen speld tussen te krijgen is. Het is eerder een soort dans met iemand die andere stappen voor zich ziet.
‘Wetenschappers van de universiteit van Sheffield bestudeerden onderhandelingen van gemiddelde onderhandelaars en heel succesvolle onderhandelaars,’ vertelt Grant.
‘Een paar verschillen vielen op: de toppers verdiepten zich voor de onderhandeling begon al in punten waarover ze het wél eens konden worden.
Ook brachten ze slechts een paar sterke argumenten in, terwijl de gemiddelde onderhandelaars heel veel argumenten aanvoerden. Maar hoe meer argumenten je aandraagt, hoe makkelijker je beste punten ondergesneeuwd raken.
Nog een opvallend verschil: de gemiddelde groep kraakte de voorstellen van opponenten af, terwijl de succesvolle groep zelden overging tot de aanval of verdediging. In plaats daarvan stelden ze vragen als: “Dus je ziet geen enkele verdienste in dit voorstel?” Zo nodigden ze mensen uit om méé te denken.’
Hoe kun je anderen aanmoedigen om zich ook wat meer open te stellen?
Discussies worden nogal eens afgekapt met: ‘Ik mag vinden wat ik vind’ of: ‘Ik verander toch niet van mening’. En het zal inderdaad niet altijd lukken om iemand andere mogelijkheden te laten zien, vreest Grant.
Wat helpt, is zelf toegeven dat je het misschien verkeerd hebt en dat je ook niet alle feiten kent. Adam Grant: ‘De reden dat mensen dichtklappen, is vaak dat ze bang zijn om veroordeeld te worden.
Maar als je zegt: “Ik ben ook niet zeker van mijn mening,” dan realiseren ze zich wellicht dat je van elkaar kunt leren. Je kunt ook vragen wat ze van gedachte zou doen veranderen. Dan gaan ze nadenken over situaties waarin ze tot andere conclusies zouden komen en ontstaat er ruimte voor nieuwe ideeën.’
Daarnaast kun je anderen aan het twijfelen brengen met een hoe-vraag in plaats van een waarom-vraag. Daarmee trigger je namelijk een cyclus van rethinking. Wellicht merken ze dan dat hun overtuigingen rammelen waardoor ze gaan twijfelen aan hun conclusies en nieuwsgieriger worden naar mogelijke alternatieven.
Uit onderzoek aan de universiteit van Yale blijkt dat een hoe-vraag bescheidener maakt. Veel mensen denken heel goed te weten hoe bijvoorbeeld een fiets, piano of toilet werkt, maar als ze moeten uitleggen hoe dan precies lopen ze vast. Ze worden zich opeens bewust van hoe weinig ze eigenlijk weten.
Zelfs wie die verblind is door hardnekkige en negatieve overtuigingen kan opener worden, ontdekte Grant toen hij onderzoek deed onder Yankee-fans en hun Red Sox-aartsrivalen.
‘We vroegen de fans van de twee honkbalclubs drie positieve en drie negatieve eigenschappen op te schrijven over de aanhangers van het andere team. De fans vonden elkaar agressief, onaangenaam, arrogant en koppig. Maar ze kwamen toch ook met een paar positieve punten: loyaal, gepassioneerd, toegewijd, trots.
De vraag zorgde ervoor dat ze gingen nadenken over de complexiteit van hun overtuigingen, maar dat was op zichzelf nog niet genoeg om een brug te slaan tussen rivalen.
Dat gebeurde pas toen een deel van de fans de opdracht kreeg om te overwegen hoe willekeurig hun vijandigheid eigenlijk was. Als ze bijvoorbeeld geboren waren in een gezin dat voor de Red Sox was, zouden ze dan fan zijn van dat team? De groep die hierover had nagedacht, werd een stuk milder.’
Wil je graag dat een familielid of vriend hardnekkige ideeën over andere mensen herziet? Stel dan vragen als: welke mening zou je hebben als je een andere huidskleur had? Of als je was opgegroeid op een boerderij in plaats van de stad? Of in een compleet andere cultuur? De kans is groot dat diegene op z’n minst wat genuanceerder gaat denken.