Waarom denk ik zo negatief?
Ik ben best gelukkig, maar als iets niet goed gaat, geef ik mijn partner of de kinderen in gedachten de schuld. Als ons vakantiehuisje niet leuk is, verwijt ik het mijn vriend. Ik vind het raar dat ik zo negatief denk.
Ik ben best gelukkig, maar als iets niet goed gaat, geef ik mijn partner of de kinderen in gedachten de schuld. Als ons vakantiehuisje niet leuk is, verwijt ik het mijn vriend. Ik vind het raar dat ik zo negatief denk.
Het zou kunnen dat je een ‘externe locus of control’ hebt. Mensen met een interne locus of control menen dat zij zelf de grootste invloed hebben op gebeurtenissen, terwijl mensen met een externe locus of control juist menen dat die invloed buiten henzelf ligt; bij anderen, of ‘het lot’. Om te ontdekken of dat voor jou geldt, moet je je afvragen of je de oorzaak van positieve ervaringen ook buiten jezelf legt. Dus als het vakantiehuisje geweldig blijkt, zal iemand met een externe locus of control dit ook toeschrijven aan zijn partner, of aan toeval.
Schrijf je negatieve gebeurtenissen echter aan je gezin toe en positieve aan jezelf, dan speelt er iets anders. Misschien ervaar je, op een dieper of onbewust niveau, je gezinssituatie als belemmering. Als je onbewust meent dat je leven zonder gezin beter of makkelijker zou zijn, dan is het van belang deze overtuiging heel concreet te maken. Bevraag jezelf (op papier) om erachter te komen of je overtuiging reëel is en wat je daarmee moet.
Wanneer je gedrag voortkomt uit een externe locus of control kun je jezelf actief bewust maken van de keuzes die je hebt. En vervang gedachten als: ik kan dit toch niet veranderen, of: wat ik wil, behoort niet tot de opties, door: hoe zou ik dit kunnen veranderen? en: welke van deze, niet ideale, opties vind ik het fijnst?