Een oogopslag, een handgebaar, een trillende lip: lichaamstaal laat onmiskenbaar zien hoe we ons voelen en dat geldt zeker voor kinderen die amper kunnen praten. Gemiddeld vatten we slechts 7 procent van al onze emoties samen in woorden.
Training Positief opvoeden voor puberouders
- Positief contact maken met je kind
- Omgaan met je eigen emoties én die van je kind
- Afspraken maken en grenzen stellen
79,-
De overige 93 procent uiten we via non-verbale signalen. Deze signalen leggen vaak gevoelens bloot die we met woorden makkelijk kunnen verbloemen. Vooral handen en houding laten zich nauwelijks sturen.
Non-verbale communicatie
Peuters tussen de een en drie jaar kennen meestal nog maar weinig woorden, maar maken des te meer gebruik van hun ogen en lichaam om te vertellen wat ze denken en voelen. Hoe sneller en beter volwassenen deze non-verbale signalen herkennen, hoe gezonder kinderen zich kunnen ontwikkelen, schrijft de Amerikaanse psychologe Gwyneth Doherty-Sneddon.
‘Non-verbale communicatie stelt kinderen in staat greep te krijgen op de hen omringende wereld en daarop invloed uit te oefenen. Dat vergroot hun zelfvertrouwen.’
Wie de gebaren en gezichtsuitdrukkingen van kinderen kan benoemen, helpt hen bovendien zich later verbaal beter uit te drukken. Ontwikkelingspsycholoog Richard Woolfson beschrijft hoe je als volwassene de lichaamstaal van het kind kunt begrijpen en hoe je er het best op kunt reageren.
Nieuwsgierigheid
Met open ogen en open mond staart Jip (2,5 jaar) naar het meisje in de rolstoel. Ze tuit haar lippen en boven haar ogen verschijnen kleine rimpeltjes. Ze leunt naar voren, komt heel dicht bij de stoel en duwt ertegenaan.
Een kind zo jong als Jip houdt nog geen rekening met sociale afstand, met hoe het hoort. Pas op vier- à vijfjarige leeftijd leert het kind om oogcontact te vermijden, maar voor die tijd is het zich nog niet bewust van de betekenis van staren.
Een kind dat zo direct reageert op iets of iemand is niet brutaal, maar leergierig, schrijft Woolfson. Jip kijkt en duwt omdat ze nieuwe dingen ontdekt, niet omdat ze die dingen kapot wil maken.
Het heeft geen zin haar te verbieden haar nieuwsgierigheid op deze manier te uiten, vindt Woolfson. Daardoor vergroot je uiteindelijk de angst voor het onbekende. Wel kun je als volwassene grenzen stellen, door bijvoorbeeld de aandacht van het kind af te leiden en zijn blik op iets anders te richten.
Onafhankelijkheid
Ze slaat haar armen over elkaar, fronst haar wenkbrauwen, en trekt haar schouders hoog op. Jip is kwaad. Haar moeder heeft net haar schoenen aangetrokken, maar het meisje heeft ze weer uitgeschopt. ‘Nee’, roept ze verbolgen. ‘Zelf doen.’
Training Ontspannen opvoeden
- Ontdek hoe je als ouder positief en relaxed blijft
- Omgaan met de emoties van je kind
- Voor ouders met kinderen in de basisschoolleeftijd
79,-
Peuters willen vaak meer doen dan ze kunnen, om het gevoel te krijgen onafhankelijk te zijn. Verschillende non-verbale signalen kunnen daarop wijzen. Veel peuters trekken zich bijvoorbeeld stilletjes ergens terug. Niet omdat ze stiekem iets willen doen wat niet mag, maar omdat ze rustig alleen willen proberen of ze iets kunnen.
Ze duwen je weg als je wilt helpen, of blijven ergens geconcentreerd mee bezig, terwijl ze gewoonlijk snel zijn afgeleid. Een starre gezichtsuitdrukking, soms gevolgd door tranen, kan ook wijzen op een poging van een peuter om onafhankelijk te worden.
Woolfson raadt ouders aan de pogingen van hun peuters om dingen zelf te doen aan te moedigen, zonder veeleisend te worden. Een goedkeurende glimlach kan voldoende zijn om het kind gerust te stellen.
Ook helpt het een kind te prijzen om wat het al kan. Maar zeg ook rustig dat het tijd kost om dingen te leren en dat niet alles zomaar lukt. Moedig het kind aan het later nog eens te proberen.
Frustratie en de peuterpuberteit
Peuters als Jip kunnen het niet uitstaan als iets niet lukt. Driftbuien bij tweejarigen zijn alom gevreesd en de Britten spreken niet voor niets over the terrible two’s. Er zijn veel non-verbale signalen die wijzen op frustratie bij kleine kinderen tussen de een en drie jaar oud.
Een van de eerste tekenen van een woedeaanval is een hijgende ademhaling, snel, ondiep en luid. Gebalde vuisten wijzen ook op een naderende explosie, evenals tandenknarsen.
Soms beweegt een kind zich wiegend heen en weer in een poging zijn gevoelens van spanning de baas te blijven. En natuurlijk smijt een kind soms dingen door de kamer die niet doen wat hij wil.
Opvoeders die te maken krijgen met de ‘peuterpuberteit’, moeten zich goed realiseren dat frustratie iets anders is dan opvliegendheid, schrijft Woolfson. Wie ziet dat een peuter opgewonden raakt, kan het kind helpen door de frustratie te erkennen.
Zeg bijvoorbeeld dat je ziet dat het kind ongelukkig is, maar dat het wel goed komt. Stel voor het werk waarmee hij bezig is even te laten liggen om het later op de dag nog eens te proberen.
Verlegenheid
Het ene moment stapt Jip vol zelfvertrouwen door de kamer, het volgende moment schuilt ze snel achter moeders rokken. Bijna alle peuters durven alles, tót iemand binnenkomt die ze niet kennen.
Toch zijn de non-verbale signalen van verlegenheid niet altijd even snel te herkennen. Maar als een kind stevig je hand vastpakt, zich tegen je aanduwt, geen oogcontact durft te maken, zijn handen voor zijn ogen slaat of een kleur krijgt, dan kun je er gerust van uitgaan dat het zich ongemakkelijk voelt en verlegen is.
Geduld is dan de beste optie. Wie het kind een standje geeft – ‘Wees eens beleefd en geef een handje’ – maakt het volgens Woolfson alleen maar erger. Laat een kind zijn gang gaan en breng het langzaamaan steeds meer in contact met anderen.
Sociale ervaring, dat wil zeggen het leren omgaan met andere kinderen, is naar de mening van Woolfson de beste remedie tegen verlegenheid.
Plezier
Als Jip druk bewegend binnenkomt, een brede glimlach om haar lippen, dicht tegen haar moeder aan kruipt op de bank en haar direct aankijkt, weet de moeder van Jip zeker dat het goed gaat met haar peuter.
Een kind dat plezier heeft in het leven luistert beter, kijkt directer, is geïnteresseerd in de omgeving en beweegt levendig. Een kind dat zich ongelukkig voelt, zit roerloos op de bank met de schouders naar beneden en soms tranen in de ogen, trekt zich terug en wil niet praten of kruipt alleen maar op schoot om te worden geknuffeld.
Of een kind nu gelukkig of ongelukkig is, het voelt zich altijd beter als het zijn emoties met een volwassene kan delen. Woolfson raadt ouders daarom aan een kind te vragen waarom het zo blij of juist verdrietig is.
Want wie begrijpt wat er aan een bepaalde emotie ten grondslag ligt en dat met het kind kan delen, geeft het een gevoel van veiligheid en vastigheid.