De ander verwacht Einsteins uitzonderlijke begaafdheid wel degelijk aan te kunnen tonen in de samenstelling en werking van zijn hersenen. Hoewel de resultaten uiteindelijk geen eenduidig antwoord opleveren, zijn de bevindingen van de onderzoekers zeker opmerkelijk. Zo heeft Einstein bijvoorbeeld meer dan gemiddeld veel gliacellen in zijn hersenen, steuncellen die helpen impulsen te geleiden en neuronen met elkaar te verbinden. De twee wetenschappers gaan op bezoek bij een arts die laat zien dat ratten die gestimuleerd worden om door een draairadje te lopen en bepaalde toetsen in te drukken, meer gliacellen in hun hersenen ontwikkelen. Volgens de arts duidt dit op een samenhang tussen de hoeveelheid gliacellen en het leggen van verbanden.
Opvallend is verder dat Einsteins pariëtale kwab maar liefst 15 procent groter is dan gemiddeld. In deze kwab van de grote hersenen, die tegen het wandbeen aanligt, vindt onder meer het wiskundig denken plaats. De Sylvius-groeve, normaal een eilandje in deze kwab, is bij Einstein een stuk minder dan gemiddeld geïsoleerd. Hierdoor maken de neuronen in dit gebied duidelijk meer contact met de omliggende neuronen. Mensen