Op een ochtend stond hij er. Ik stapte de voordeur uit en mijn mond viel open. Wat een kracht, wat een gratie. In de weken die volgden kwam ik hem regelmatig tegen in mijn straat. Zodra ik in de verte zijn gestalte zag, sprong mijn hart al op. Smoorverliefd. Op de Citroën sm.
De auto is allang weer uit mijn wijk verdwenen. Waarschijnlijk van de weg gehaald, want reserveonderdelen voor deze legendarische coupé zijn nog schaarser dan het model zelf. Maar in mijn geheugen doemt hij nog regelmatig op. Kijk, ook nu verschijnt hij weer voor mijn geestesoog, de zeegroene lak glanzend in de zon. Ah, die prachtig lange neus! Oeh, dat gestroomlijnde achterwerk! Ja, die glazen frontpartij! Ik voel hoe een brede glimlach op mijn gezicht verschijnt. Dag schoonheid.
Wat gebeurt er in mijn hoofd terwijl ik deze zinnen opschrijf? Komt er uit een hoekje van mijn hersenen een compleet coupeetje aangereden waar ik virtueel omheen kan lopen, onderwijl lukraak noterend wat ik zie? Of ploppen er als ik ‘Citroën sm’ intyp allerlei eerder geformuleerde waarnemingen op – ‘lange neus’, ‘glazen front’, ‘mooie kont’ – die ik vervolgens visualiseer en assembleer tot een auto? Oftewel: wat was er in