Alfamannetjes op het werk
‘Fons, mijn vorige baas, was een kei op zijn gebied, maar we waren allemaal doodsbang voor hem,’ zegt Froukje Faber, directiesecretaresse bij een zorgverzekeraar. ‘Hij koeioneerde, duldde geen kritiek en bespotte iedereen die zijn ingewikkelde plannen niet onmiddellijk begreep. Bovendien bemoeide hij zich met de kleinste details van ons werk. Iedereen leed onder de verziekte sfeer. Sommigen kregen een burn-out, anderen slijmden en de rest pleegde stil verzet. Dat leidde ook tot een dalende productiviteit, maar omdat Fons de baas was, kregen wij de schuld. Toen hij een hartinfarct kreeg, was dat een opluchting.’
Zo’n vijfenzeventig procent van alle leidinggevenden in het hogere management, vrouwen niet uitgezonderd, zijn zogenoemde alfa’s: krachtige, resultaatgerichte persoonlijkheden, die van zichzelf en anderen topprestaties verlangen. De term werd door biologen geïntroduceerd voor het dominante, vaak agressieve mannetje dat de leider is van de groep. Inmiddels is het begrip ook gangbaar in de psychologie, ter aanduiding van mensen met typische leiderskwaliteiten.
Nietsontziende leiders
Alfa’s zijn moedig, zelfverzekerd en charismatisch, ze stellen ambitieuze doelen en laten zich motiveren door innovatieve ideeën. Maar hoewel alfa’s onontbeerlijk zijn voor vooruitgang, zijn ze ook potentieel gevaarlijk. In hun boek