Hoe vormvast is ons karakter?
In hoeverre verandert onze persoonlijkheid naarmate we ouder worden? Dat is een lastige vraag, waar psychologen zich al lange tijd mee bezighouden. Om precies te zijn: al sinds 1890, toen de psycholoog William James stelde dat onze persoonlijkheid in de vroege volwassenheid ‘hard is geworden als gips, en nooit meer zacht zal worden’.
Dit is de klassieke opvatting, die ervan uitgaat dat onze persoonlijkheid in onze genen zit, en dat mensen niet meer echt veranderen als ze eenmaal volwassen zijn. Daar zit wat in. Als we trouwen, verwachten we dat de persoon met wie we de rest van ons leven gaan delen, in de toekomst hetzelfde blijft. We verwachten ook dat de mensen die we goed kennen, zich niet ineens heel anders gaan gedragen – of we nu met hen in de kroeg zitten of op kantoor, in Nederland zijn of op een onbewoond eiland. En aan de hand van stabiele karaktertrekken kunnen we elkaars gedrag verklaren en voorspellen: hij was stil op het feestje, maar hij is nou eenmaal niet zo’n prater; zij is een angsthaas, dus ze gaat vast niet mee parachutespringen.
Tegenover het klassieke idee van de onveranderlijke persoonlijkheid staat de contextuele