Kijkend naar zijn praktijk als psychiater en naar de maatschappelijke ontwikkelingen, vindt De Wachter het antwoord in een paradox: het obsessief streven naar geluk leidt tot een groot ongeluk. Dat alles steeds maar leuk moet zijn, en dat het aan jezelf ligt als het even niet zo leuk is, is de ziekte van deze tijd. Was het vroeger ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’, nu geldt: het kan niet gek genoeg. We moeten de Mount Everest beklimmen en de binnenlanden van Borneo in. En we zien vervolgens op social media dat anderen het nog veel bonter maken. Ondanks al onze highlights falen we alsnog. ‘Problematisch,’ stelt De Wachter. ‘Veel mensen kúnnen niet meer. Ze zijn uitgeput en ontdekken dat alle bijzondere dingen die ze doen ze nog niet tot een bijzonder mens maken.’ Daarbij leidt al dat streven naar geluk vaak tot vervreemding van anderen en daarmee een diepe eenzaamheid; volgens De Wachter de rode draad door alle psychiatrische ziekten.
Een antigif tegen al dit ongeluk vindt hij niet zozeer in de psychiatrische wetenschap, maar eerder in de filosofie en de dichtkunst. ‘Ongelukkig is hij die het ongeluk niet kan dragen,’ citeert hij Bias van Priëne, een van de zogenoemde Zeven Wijzen die leefden in de zesde eeuw voor Christus. Het thema van zijn boek is, zoals hij zelf schrijft, dus eigenlijk zo oud als de menselijke beschaving. ‘Het omarmen van het ongelukkige (…) om het waardig en moedig mee te nemen op de tocht, lijkt mij de juiste houding,’ aldus De Wachter.
Geen blijdschap zonder verdriet, geen licht zonder donker, yin en yang, we weten dat natuurlijk best. Maar toch blijkt het niet gemakkelijk ook echt zo te leven. Volgens De Wachter is het de kunst om een brug naar de ander te slaan en geëngageerd te leven. Zin en betekenis, dat is waar het leven om draait.
Nieuw is wat De Wachter zegt niet. Maar met prachtig en rijk taalgebruik, boeiende persoonlijke bespiegelingen en de mooiste poëtische citaten weet hij het als geen ander overtuigend en inspirerend te verwoorden.