‘Ik kan er niet mee stoppen! Ik begin ergens met schilderen en de beelden blijven maar binnenstromen. Pas als er geen wit plekje meer over is, leg ik mijn kwast neer. Dat kan na tien minuten zijn, maar ook na tien uur. Als ik bezig ben, heb ik geen gevoel voor tijd. Geen gevoel voor niks eigenlijk. Ik eet niet, drink niet, slaap niet, ga niet naar de wc. Als ik creëer, ben ik alleen met mijn kunst. Je kunt dat obsessief noemen, maar ook passioneel.’
Obsessief en passioneel is inderdaad een goede beschrijving van de artistieke uitspattingen van Tommy McHugh (59). Het huis van de Brit is van onder tot boven beschilderd met gekleurde vlakken. Van alle kanten kijken gezichten à la De Schreeuw van Edvard Munch je aan. Zelfs het tapijt is voorzien van een laagje acryl.
Er zijn natuurlijk meer mensen die leven voor de kunst, maar bij McHugh wordt zijn artistieke aandrang veroorzaakt door een plotseling opgetreden hersendefect. Zijn kunstzinnigheid staat ook in schril contrast met zijn leven van vóór het hersenletsel. In de jaren tachtig gebruikte McHugh voor vijfhonderd pond per dag aan heroïne. Hij was agressief en zat jarenlang in de gevangenis voor