Zoals bij mensen met een zogenaamde paniekstoornis de ‘angst voor de angst’ centraal staat, staat bij mensen met de fobie die jij hebt de angst voor misselijkheid centraal.
Vicieuze cirkel van angst en paniek
Angst en schrik leiden tot allerlei lichamelijke angstreacties (zoals hartkloppingen, zweten hyperventilatie, duizeligheid en misselijkheid). Zo ontstaat dikwijls een keten aan reacties die de fobie in stand houdt.
In feite zijn hartkloppingen en misselijkheid vaak onschuldige lichamelijke verschijnselen. Mensen met deze specifieke fobie schatten zulke symptomen doorgaans echter (te) snel in als tekenen van gevaar, en als aanwijzingen die duiden op naderend controleverlies. Daarom vermijden ze bepaalde plaatsen uit angst voor misselijkheid of overgeven. Zoals winkels en ziekenhuizen, omdat ze denken dat ze uit die situaties niet snel weg kunnen.
Het is dus vooral de negatieve of catastrofale gedachtegang die de kern (‘motor’) van het angstprobleem is. Want hierdoor wordt telkens een nieuwe keten van lichamelijke reacties in gang gezet. Als deze vervolgens opnieuw negatief worden geïnterpreteerd – en als een bevestiging van het voorspelde onheil worden beschouwd (‘Zie je wel, het wordt erger; nu gaat het mis’) – dan leidt dit niet zelden tot een heuse paniekaanval.
Maar hoe kom je van die paniekaanvallen af?
Om de paniek onder controle te brengen moet je deze vicieuze cirkel dus doorbreken. Dat kan je doen door je aandacht op de angstreacties en de negatieve gedachtegang te verschuiven. En door jezelf af te leiden als je in een paniekcirkel terecht dreigt te komen. Ik leer mijn patiënten daarvoor deze technieken aan:
- Jezelf afleiden. Bijvoorbeeld heldere concrete herinneringen oproepen aan prettige gebeurtenissen (zoals een fijne vakantie) of fantaseren over bepaalde zaken (‘Wat zou ik doen als ik een miljoen zou winnen?’).
- Het maken van rekensommetjes. Bijvoorbeeld zo ver mogelijk terugtellen van 1000 in 7-tallen. Of: denken aan een dier beginnend met de letter A, B, C etc. Op dit gebied is natuurlijk alles mogelijk, maar het blijven slechts hulpmiddelen om de zaken zoveel mogelijk onder controle te houden.
Hoe cognitieve gedragstherapie werkt
Van een fobie afkomen lukt vaak niet zonder psychotherapie, soms in combinatie met medicatie. De therapie van eerste keuze is cognitieve gedragstherapie. Een belangrijk onderdeel van deze therapie is het ‘uitdagen’ en veranderen van de rampgedachten. Vaak wordt daarbij gebruik gemaakt van zogenaamde gedragsexperimenten om deze veranderingen te stimuleren.
In de praktijk vindt dan exposure (blootstelling) plaats, maar de nadruk ligt vooral op herinterpretatie en ‘falsificatie’ van de negatieve voorspellingen. Ook leer je in met cognitieve gedragstherapie bepaalde coping-technieken, zoals ontspanning en ademhalingsregulatie.
EMDR bij angst en paniek
Een andere methode is EMDR, zie emdr.nl. Daarbij ligt de nadruk op het ‘verwerken’ van de herinneringen aan de gebeurtenissen waarna de klachten zijn begonnen of erger zijn geworden. Zo haal je als het ware de pin uit de granaat van het rampdenken.
Ik hoop dat je hier iets aan hebt.