Bumperklevers, toeteraars, snijders, opgestoken middelvingers, mensen die de vluchtstrook nemen om de file te ontwijken of extra gas geven om nog net door oranje – oeps, het is al rood – te rijden… Iedereen die op de weg zit, wordt geregeld met huftergedrag geconfronteerd.

Hoe snel erger je je in het verkeer?
TEST
Doe de test »

Hoe snel erger je je in het verkeer?

Onderzoek door Psychologie Magazine in samenwerking met de anwb laat zien dat bijna negen van de tien ondervraagden afgelopen maand te maken hadden met hardrijders, en acht op de tien met bumperklevers. Eén op de tien autobestuurders werd geconfronteerd met obscene gebaren. Volgens de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (swov) ervaren veel mensen verkeersagressie dan ook als een groot probleem; groter zelfs dan de files.

Wat gebeurt er toch met ons als we achter het stuur stappen? Promotieonderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen, waarbij automobilisten werden gefilmd, laat zien dat we achter het stuur gemiddeld genomen twee keer per uur boos worden. Waar komt al die boosheid vandaan? Promovendus Ben Lewis-Evans, verbonden aan de vakgroep verkeerspsychologie van dezelfde universiteit, helpt om dit mysterie op te lossen.

Vijf psychologische verklaringen voor huftergedrag in het verkeer

1. Boze mensen, boze rijders

De meest comfortabele verklaring die psycholoog Lewis-Evans aandraagt: het is slechts een beperkt aantal mensen dat de boel verstiert. ‘De agressie op de weg wordt deels veroorzaakt door mensen die van nature al wat agressiever zijn,’ zegt hij. ‘Dat komt tot uiting in de rijsituatie.’ Oftewel: sommige mensen hebben nu eenmaal een kort lontje en zijn van nature wat bozer. Ongeacht of ze in een auto rondrijden of een karretje door de supermarkt duwen, ze misdragen zich.Inderdaad laat onderzoek zien dat mensen die hoog scoren op boosheid, vaker risicorijders zijn en meer betrokken zijn bij ongelukken dan andere mensen. Mensen die toegeven dat ze in het dagelijks leven vaker verbale of fysieke agressie gebruiken, doen dat ook op de weg.

Toch is dat volgens Lewis-Evans niet het hele verhaal. En inderdaad, wie kent er geen redelijke mensen die in monsters veranderen zodra ze achter het stuur kruipen? Herkenbaar is een reactie op de website van actualiteitenprogramma EenVandaag: ‘Buiten het verkeer ben ik een heel aimabel man, maar zodra ik in de auto zit begin ik me al te ergeren aan zowat iedereen. Ik weet niet hoe het komt. Ik rijd bijna nooit hard, heb ook zelden haast, maar ontplof als de auto voor me zo langzaam rijdt dat ik het groene stoplicht net mis.’

Uit het onderzoek van Psychologie Magazine met hulp van de anwb blijkt dat het merendeel van de ondervraagden, 60 procent, denkt dat de meeste mensen in de auto sneller geïrriteerd raken dan in andere situaties; slechts 2 procent denkt dat autorijden maakt dat we juist minder snel ontploffen. Ook denkt ongeveer de helft van de respondenten dat mensen zich achter het stuur minder rustig gedragen dan anders. Er moet dus iets zijn met autorijden an sich dat het beest in ons losmaakt.

Hoe psychologie ons verkeersgedrag beïnvloedt

Hoe psychologie ons verkeersgedrag beïnvloedt

Verkeerswetenschappers gebruiken steeds vaker kennis uit de psychologie om ons verkeersgedrag te beÃ...

Lees verder

2. Anoniem maakt agressief

Dat we verpakt zitten in een blikken doos is volgens psychologen een andere verklaring voor onze transformatie van aardige mensen naar maniakken. Lewis-Evans: ‘Het zou chauffeurs een gevoel van anonimiteit geven, waardoor ze zich anders gaan gedragen dan ze normaal zouden doen.’Dat anonimiteit onbeschoft gedrag in de hand kan werken, bleek in de jaren zestig al uit onderzoek door psycholoog Philip Zimbardo. Hij verdeelde een groep proefpersonen in tweeën: de ene helft kreeg kappen over hun hoofd, droeg laboratoriumjassen en werd niet bij de naam aangesproken, de andere groep kreeg naamplaatjes op en droeg de eigen kleding. Daarna liet hij hen beslissen hoelang iemand een elektrische schok moest krijgen om dingen te leren. Wat bleek: de anonieme proefpersonen namen wredere beslissingen dan degenen die naamplaatjes droegen.

Dat het ook in het verkeer zo werkt, laat een listig experiment zien dat halverwege de jaren negentig werd uitgevoerd. De onderzoekers lieten een auto een poosje stilstaan voor een verkeerslicht dat al op groen was gesprongen. Ze keken vervolgens stiekem toe hoe de geërgerde bestuurders achter de stilstaande auto reageerden. Het resultaat was opvallend: mensen die in cabrio’s met een open dak reden, toeterden minder vaak en korter dan bestuurders die reden in cabrio’s met het dak dicht, waardoor ze minder zichtbaar waren.

In zijn boek Traffic over verkeerspsychologie vergelijkt Tom Vanderbilt autorijden dan ook met chatten onder pseudoniem. ‘Bevrijd van onze identiteit en omgeven door anderen die je alleen kent van een lettercode (een soort nummerbord), kun je de normale regels laten voor wat ze zijn.’

3. Onbekend maakt onbemind

We zijn niet alleen zelf anoniem in onze auto’s, andere bestuurders zijn dat ook. Doordat we ze niet goed kunnen zien, ‘ontmenselijken’ we ze volgens Lewis-Evans. ‘Daardoor behandelen we ze niet zo respectvol als wanneer we ze echt als mensen zouden beschouwen.’Dat we andere automobilisten inderdaad eerder als ‘dingen’ zien, blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek door psycholoog Ian Walker van de universiteit van Bath. Hij liet mensen foto’s zien van verkeerssituaties en vroeg hun daarna die te beschrijven. De deelnemers bleken fietsers en voetgangers als levende wezens te beschrijven – ‘De fietser slaat linksaf’ – terwijl ze automobilisten als objecten omschreven: ‘De auto gaat naar rechts’ in plaats van ‘De automobilist gaat naar rechts’. Tom Vanderbilt: ‘Vandaar dat “De automobilist reed de fietser omver” ons heel vreemd in de oren klinkt.’

4. Je deed het expres!

Dat we verstopt zitten achter glas en blik levert nog meer narigheid op. Het bemoeilijkt volgens Lewis-Evans onze gebruikelijke manier van communiceren, waardoor we lastig kunnen duidelijk maken wat onze bedoelingen zijn. ‘Het berooft ons vooral van oogcontact en gezichtsuitdrukkingen, maar ook van andere lichaamstaal. Dat betekent dat het lastiger is om andermans gedrag te lezen en te interpreteren.’Het gevolg daarvan is dat we de bedoelingen van anderen verkeerd inschatten en hen eerder als agressief zien. Lewis-Evans: ‘Als ik bijvoorbeeld denk dat ik voorrang heb bij een kruising, snijd ik je af. Doordat jij mijn intenties niet kunt zien, misinterpreteer je mijn acties als agressief en kun je zelf boos en agressief worden.’

In Vanderbilts boek Traffic staat daar een grappig voorbeeld van. Een dominee zag een auto met een bumpersticker van de popgroep waarvan hij ook fan was. Hij toeterde even – ‘Leuk, ook een fan!’ – en kreeg een opgestoken middelvinger terug. Vanderbilt schrijft: ‘U bent vast zelf weleens ongevraagd toegetoeterd. Je eerste reactie is defensieve woede – “Wat moet je?” – en pas daarna merk je op dat de ander je probeert duidelijk te maken dat je rechterkoplamp het niet doet.

Maar behalve anekdotisch bewijs blijkt ook uit het onderzoek door Psychologie Magazine met hulp van de anwb dat we andermans acties soms onterecht zien als opzettelijk. Op de vraag: ‘Een andere bestuurder snijdt u. Welke verklaring is het meest waarschijnlijk?’ antwoordde slechts 31 procent van de mensen: ‘De autobestuurder zat niet op te letten en deed het per ongeluk.’ 10 procent vermoedde dat de automobilist het expres deed en een gevaar op de weg was, en de rest vond beide verklaringen even waarschijnlijk.

Is die interpretatie altijd terecht? Volgens Lewis-Evans niet: ‘De meeste ongelukken en verkeersincidenten gebeuren doordat mensen fouten maken in automatisch gedrag. Het is waarschijnlijker dat de persoon die jou afsneed je gewoon helemaal niet zag, dan dat hij het opzettelijk deed.’

5. Geen controle, meer agressie

De stress van het autorijden is een laatste factor die bijdraagt aan onze verkeerswoede, zegt psycholoog Lewis-Evans. ‘Hoe stressvoller autorijden is, hoe bozer mensen worden.’ Stress kan ontstaan doordat je in de auto niet altijd controle hebt over een situatie. Denk aan onverwachte wegomleggingen of een rare manoeuvre van een medeweggebruiker. Bovendien worden de wegen steeds voller, wat ons ook op de zenuwen werkt.Om hoffelijk gedrag op de weg te stimuleren, luidde een slogan van het Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid dan ook: ‘Waar weinig plaats is, is veel begrip nodig.’