Paardebloemkinderen. Zo noemen de Zweden kinderen die sterk en weerbaar zijn in elke omstandigheid. Kinderen die zich staande houden in de lastigste situaties en die problemen relatief makkelijk van zich af laten glijden. Net als paardebloemen vinden ze overal hun draai en komen ze altijd wel tot bloei. Er zijn ook andere kinderen, die gevoelig zijn voor nare ervaringen en verpieteren als ze niet goed worden verzorgd. ‘Orchideekinderen’ is de term die de Amerikaanse ontwikkelingspsycholoog Bruce Ellis en kinderarts W. Thomas Boyce voor deze kinderen bedachten. Volgens hen zijn deze kinderen net als orchideeën: zo sensitief dat ze kwetsbaar zijn in slechte omstandigheden, maar in de juiste omgeving en met de juiste zorg in staat om spectaculair te bloesemen.

HSS: ben je een hooggevoelige sensatiezoeker?
TEST
Doe de test »

HSS: ben je een hooggevoelige sensatiezoeker?

Spannend nieuw onderzoek in de genetica toont aan dat er inderdaad mensen bestaan die sensitiever zijn dan anderen en daar voor- en nadelen van ondervinden. Ik weet dat ik gevoelig ben, maar nu zou ik het kunnen laten testen in een laboratorium. Ben ik misschien zelfs wel zo’n orchidee?

Depressie-gen

Met de ontrafeling van het menselijk genoom is de afgelopen jaren duidelijk geworden dat sommigen van ons worden geboren met genen die het risico vergroten op psychisch ongemak. Zo deden Amerikaanse onderzoekers acht jaar geleden een ontdekking bij mensen met de korte variant van het zogenoemde 5-httlpr allel. Dat is een stukje genetisch materiaal dat mede bepaalt hoeveel serotonine er in de hersenen wordt aangemaakt en daarmee invloed heeft op onze stemming. Als zulke mensen in hun jeugd stressvolle gebeurtenissen hadden meegemaakt, hadden ze meer depressieve klachten wanneer ze eenmaal volwassen waren dan mensen met de lange variant van het allel. Vele andere onderzoeken volgden en toonden hetzelfde aan. De korte variant werd voortaan in de volksmond het ‘depressie-gen’ genoemd. Dragers van dit gen – 20 procent van de bevolking – zijn belast met een verhoogde kans op somberheid als het leven tegenzit.

Wat al die tijd echter niet werd onderzocht, is wat er met de dragers van dit risico-gen gebeurt als ze geen nare jeugd hebben gehad, of als ze zich juist in een prettige, steunende omgeving bevinden. Toen Britse en Amerikaanse wetenschappers alle onderzoeken nog eens onder de loep namen, bleek dat de dragers van het ‘risico-gen’ in afwezigheid van ellende juist minder problemen hadden dan de dragers van het beschermende gen. Zo bleek dat jongvolwassenen met deze genvariant juist de minste angst en depressieklachten van iedereen hadden als ze een steunende opvoeding hadden gekregen of recente positieve ervaringen hadden. En uit een ander onderzoek bleek dat kwetsbare meisjes 25 procent minder kans op somberheid hadden als ze in een omgeving waren opgegroeid met weinig stress. Net als orchideeën bloeiden ze op als ze zich gekoesterd voelden. Dan deden ze het beter dan de rest.

Minder nare gevoelens

Ook in het dagelijks leven blijkt dit patroon op te treden: gevoelige mensen hebben ’s avonds na een stressvolle dag meer last van spanning en bedrukte gevoelens dan anderen. Maar na een rustige dag hebben sensitieve mensen juist minder nare gevoelens dan de rest. Een verrassende nieuwe theorie was geboren: zouden de meest kwetsbare mensen ook voordelen hebben van hun belastende genetische opmaak?

Het voelt raar, als ik op een morgen in een reageerbuisje spuug, het dopje vastdraai en het geheel in een plastic envelop opstuur naar het Universitair Medisch Centrum St. Radboud in Nijmegen. Daar zullen analisten van de afdeling Antropogenetica zich buigen over mijn erfelijk materiaal. Een week later mag ik naar het lab komen om de uitslag van mijn genotype op te halen. Een beetje zenuwachtig ben ik wel. Wat zou het betekenen als ik ‘het gen’ heb?

Medisch bioloog Judith Homberg van de Radboud Universiteit Nijmegen kreeg eind vorig jaar een prestigieuze Vidi-subsidie: achthonderdduizend euro om de zonnige kant van het ‘depressie-gen’ verder te onderzoeken. Homberg vermoedt dat de dragers van het ‘slechte’ allel een supergevoeligheid hebben voor wat er in hun omgeving gebeurt. Die hyperalertheid of sensitiviteit kan heel erg lastig zijn, maar kan ook twee voordelen hebben. Als er gevaar dreigt, zijn deze mensen de eersten die het signaleren en zichzelf en anderen in veiligheid kunnen brengen. En als de omgeving steunend en prettig is, kunnen ze daar meer baat bij hebben dan minder gevoelige mensen. Homberg: ‘Deze mensen zien gevaar eerder, maar ze zien ook eerder kansen. Daarnaast zijn ze beter in het vermijden van mogelijk schadelijke interacties met anderen. Daardoor kunnen ze heel succesvol worden.’

Homberg onderzocht ook haar eigen genotype en ontdekte dat ze behoort tot de mensen die de lange, beschermende variant van het gen hebben. ‘Dat klopt heel erg met hoe ik mezelf ervaar,’ vertelt Homberg. ‘Mensen zoals ik zijn niet zo gericht op hun omgeving. Ik kan me heel goed afsluiten, ik word niet snel afgeleid en ik werk gewoon door, ook al wordt er om me heen geschreeuwd; dat is heel handig als je onderzoek doet. Mensen met de korte, kwetsbare variant enten zich wat meer op de omgeving en hun geluk hangt meer af van anderen. Ze laten zich wat sneller meeslepen door wat anderen zeggen en voelen. Het nadeel is dat ze sneller afgeleid zijn en uit balans raken. Maar ze zijn dus ook beter in staat zich in te leven in een ander.’

Training Hoogsensitiviteit als kracht
Training

Training Hoogsensitiviteit als kracht

  • Leer omgaan met prikkels en overprikkeling
  • Leer je grenzen herkennen en bewaken
  • Krijg toegang tot de besloten HSP-Facebookgroep
  • Nu met gratis Hooggevoelig special t.w.v. 9,99
Bekijk de training
Nu maar
99,-

Er lijkt iets te spelen wat door een onderzoeker treffend ‘gevoeligheid in voor- en tegenspoed’ wordt genoemd. Mensen met kwetsbare genen raken onder slechte omstandigheden eerder in de put dan anderen, maar ze doen het beter dan de rest wanneer de omstandigheden goed zijn. De kwetsbaarheid voor negatieve ervaringen lijkt slechts de donkere kant van een groter fenomeen: de biologische gevoeligheid voor alle ervaringen. Een gevoelig mens is als een spons: nare ervaringen komen harder aan en worden minder makkelijk losgelaten, maar mooie belevenissen worden net zo hard opgezogen en intens beleefd. En daar worden de vruchten van geplukt. De term ‘risico-genen’ zou volgens de onderzoekers dan ook veranderd moeten worden in ‘flexibiliteits-genen’ of ‘biologische sensitiviteit’.

Flexibeler en meer blozen

Judith Homberg zette een aantal studies naast elkaar waaruit blijkt dat de gevoeligheid van de dragers van het ‘slechte’ allel zich op verschillende manieren uit.

  • Ze hebben sterkere stressreacties, ook in rust, zoals meer ontstekingsstoffen en stresshormonen in het bloed en hogere bloeddruk. Ze zijn emotioneler, schrikken heviger, blozen meer.
  • Ze zijn gevoeliger voor sociale prikkels en stress. In hun jeugd, zoals het overlijden van een ouder, pesterijen of ruzies tussen ouders, of op latere leeftijd, zoals conflicten op het werk of verlies van een partner. Maar: ze hebben meer baat bij sociale steun als ze het moeilijk hebben.
  • Ze hebben meer inlevingsvermogen, wat blijkt uit een verhoogde activiteit in de amygdala, het emotiecentrum in het brein, bijvoorbeeld bij het zien van angstige of blije gezichten, en lichamelijke reacties op het zien van iemand die pijn lijdt.
  • Ze hebben moeite hun aandacht weg te halen van dreigende stimuli, zoals angstige of boze gezichten. Maar ze hebben ook meer moeite hun aandacht weg te halen van positieve stimuli, en kunnen er meer van genieten. Dat kan echter ook leiden tot verslavingen.
  • Ze hebben betere cognitieve vaardigheden. Hun prefrontale cortex reageert sneller, wat leidt tot ‘hyperwaakzaamheid’: een gevoeligheid voor relevante signalen voor dat moment of die situatie. Ze zijn beter in het ophalen van herinneringen, leren sneller van fouten en eerdere ervaringen en kunnen daardoor risico’s vermijden. Ze hebben een grotere cognitieve flexibiliteit en passen zich sneller aan wanneer de omstandigheden veranderen. Ze nemen betere beslissingen omdat ze nieuwe informatie beter integreren met al aanwezige kennis.
  • Ze focussen meer op negatieve woorden en zijn beter in staat de emotionele betekenis van woorden in te schatten.
  • Ze dansen creatiever.

Ik herken vrijwel alle punten uit dit lijstje, de lastige én de leuke. Creatief dansen – that’s me. Maar ik kan het mezelf natuurlijk ook aanpraten. Wie wil er nu geen cognitieve flexibiliteit? Misschien ben ik net als iedereen en moet ik me niet zo aanstellen…

Voordeeltje op de huwelijksmarkt

Het ‘depressie-gen’ is niet het enige gen waarvan men nu ontdekt dat er twee kanten aan zitten. In Nijmegen worden op dit moment verschillende genvarianten onderzocht die de ontvankelijkheid voor psychische aandoeningen verhogen. En een aantal daarvan lijkt dezelfde dualiteit te bevatten. Ook bijvoorbeeld de aanleg voor adhd kan positief uitpakken. En eigenlijk is dat wel logisch. Medisch bioloog Judith Homberg: ‘Als de genen voor psychische aandoeningen als adhd of depressie alleen maar nadelen hadden gehad, dan zouden ze er niet in zulke groten getale zijn. 20 procent van de mensen draagt het risico-gen voor depressie, en die mensen zijn lang niet allemaal depressief.’ Een evolutionair voordeel van deze genen zou kunnen zijn dat ze een diersoort flexibel maken. Een dier met een groot risico op problemen heeft volgens deze visie ook grote mogelijkheden.

Uit onderzoek van de Amerikaanse apenonderzoeker Stephen Suomi bleek dat gevoelige resusapen die bij hun moeder waren weggehaald, meestal onder aan de sociale ladder eindigden. Soms stierven ze zelfs vroegtijdig doordat ze conflicten opzochten en uit de groep werden gegooid. Gevoelige aapjes die door goede moeders werden grootgebracht, waren beter in het sluiten van vriendschappen, en het aanvoelen van en reageren op conflicten en andere gevaarlijke situaties; in veel gevallen groeiden ze uit tot leiders van de groep. Ze werden, kortom, succesvoller dan de minder gevoelige aapjes.

Volgens Barbara Franke, universitair hoofddocent moleculaire psychiatrie aan de Radboud Universiteit, moet dat succes ertoe geleid hebben dat de ‘risico-genen’ zich hebben verspreid. Franke: ‘We weten uit berekeningen dat het voorkomen van deze risicogenen in de loop van de evolutie juist is toegenomen. Zo’n vijftigduizend jaar geleden zijn ze als een toevallige mutatie ontstaan in één of enkele individuen, maar daarna zijn ze zich snel gaan vermeerderen.’ Waarschijnlijk kwam dat doordat mensen met deze genen een streepje voor hadden op anderen en daarmee populair waren op de huwelijksmarkt. Franke: ‘De mensen met aanleg voor adhd, bijvoorbeeld, zijn geneigd naar impulsiviteit. Zij zijn degenen die een drang hebben tot exploreren, ondernemen en risico zoeken. En dat kan ertoe geleid hebben dat zij in tijden van voedselschaarste de eersten waren die de omgeving gingen verkennen en wat te eten vonden. De “risicogenen” bleken waardevol te zijn.’

Ontvankelijker voor mooie dingen

Onze soort heeft dus niet voortbestaan ondanks onze risico-genen, maar dankzij.

Training HSP@work: zo blijf je in balans
Training

Training HSP@work: zo blijf je in balans

  • Ontdek je talenten als HSP
  • Leer hoe je fijne werkomstandigheden creëert
  • Inspirerende video’s en onderzoeksresultaten van HSP-expert Esther Bergsma
Bekijk de training
Nu maar
49,-

Het mooie is dat zowel paardebloemen als orchideeën nodig zijn voor een sterke en slimme diersoort. De paardebloemen geven de soort stabiliteit, de orchideeën zorgen voor flexibiliteit. Om in de botanische termen te blijven: paardebloemen en orchideeën vormen samen het onkruid dat de mens heeft bewezen te zijn. Tot nu toe zijn bij geen enkele andere mensaap ‘risico-genen’ gevonden. En geen enkele andere mensaap woekert zoals wij. Overal op onze planeet weet de mens zich staande te houden en zich aan te passen aan zijn omgeving.

De analiste van het Nijmeegse lab brengt me de uitslag van de test: ik heb het me niet ingebeeld, ik ben drager van het risico-allel. Het is een troostende gedachte, dat mijn sneue allel, dat me kwetsbaar maakt voor mentale malaise, niet alleen maar ellende hoeft te brengen. En dat mijn gevoeligheid zelfs een functie heeft die essentieel is voor leven en overleven. Maar hoe kan ik omgaan met de lastige kanten van die gevoeligheid?

Het is zeker niet zo dat één kwetsbaar gen leidt tot psychische problemen, zegt Judith Homberg. Je bent immers een optelsom van vele genen en vele ervaringen. Het is evenmin zo dat alleen de mensen die een heel fijne jeugd hebben gehad, de vruchten van hun gevoeligheid plukken. ‘Ook als je nare dingen hebt meegemaakt kun je nog profiteren van de goede kanten van je kwetsbaarheid. Je blijft namelijk ook gevoeliger dan anderen voor positieve impulsen.’ Dat inzicht kan uiteindelijk misschien helpen bij de behandeling van mensen die worstelen met de verwerking van nare ervaringen. Meer aandacht voor mooie, positieve dingen is juist voor deze mensen van groot belang. Confrontatie met narigheid is misschien niet de beste therapie.

Heb je het idee dat je behoort tot de kwetsbare mensen in deze wereld? Neem je gevoeligheid voor omgevingsinvloeden dan serieus. Zorg dat je dingen en mensen die je een vervelend gevoel geven uit de weg gaat. Kijk wat je kunt veranderen in je woon- of werkomgeving. Geniet zoveel mogelijk van mooie kunst of muziek, en doe waar je rustig van wordt. En onthoud dat je in de juiste omgeving de potentie heeft om te floreren.