Het was een onaangename constatering, maar na drie jaar in Peking kon ik er niet omheen. Mijn nieuwe, Chinees sprekende zelf (inclusief bijbehorende Chinese naam) bleek een stuk baziger dan het oude, dat juist vaak moeite had om grenzen te stellen. Ook mijn tweetalige kleuter leek zich verschillend te gedragen al naar gelang de taal waarin ze bezig was. De kleine prinses die zich in Peking spontaan gedroeg tegen onbekenden, veranderde vaak in een verlegen meisje als ze met Nederlandse volwassenen sprak.
Voor het gemak schoof ik deze persoonsverwisseling onder de noemer ‘cultuurschok’. Ook wat mijn dochter betreft leek het allemaal logisch. Chinese volwassenen gaan nu eenmaal een stuk vrijer met kinderen om dan Europeanen. Ze behandelen ze als gelijken of zelfs als ‘kleine keizers’, en de vele gepensioneerden op straat hebben altijd tijd om te spelen en te luisteren. Niet zo vreemd dus dat mijn dochter zich anders tegenover hen gedroeg dan tegenover onbekende westerlingen.
Toen stuitte ik op een Amerikaans onderzoek dat me aan het denken zette. De onderzoekers stelden dat tweetalige mensen werkelijk van persoonlijkheid veranderen naar gelang de taal waarin ze functioneren. In dit geval ging het om Spaans-Amerikaanse vrouwen. Uit verschillende tests bleek dat ze