Zijn lange, grijze krullen zijn een statement. Hij is 54 en trots op de levenservaring die de rimpels in zijn gezicht en de witte haren op zijn hoofd laten zien. ‘Ik mag zelfs al lid worden van de Ouderenbond!’ Psycholoog Gerben Westerhof is niet voor niets ‘professor in de levenskunst’. Al zijn hele carrière doet hij via levensverhalen onderzoek naar de vraag hoe je het leven op een goede manier kunt leven. Centraal daarin staan aanvaarding en aandacht voor de dingen die goed gaan, ook als het leven verandert – en die houding heeft hij zelf al flink in de vingers.
11 wijze lessen waar je kind een leven lang iets aan heeft
Helaas bestaat er geen handboek waarmee je je kinderen feilloos door het leven gidst. Maar met deze ...
Lees verderBegin dit jaar werd Westerhof beëdigd tot hoogleraar narratieve psychologie en technologie aan de Universiteit van Twente. En als hij íéts wil gaan veranderen vanuit die positie, dan is het wel ons beeld van ouder worden en daarmee onze blik op het leven.
Wat klopt er niet aan ons beeld van het leven op latere leeftijd?
‘Onderzoek laat keer op keer zien dat het stereotiepe beeld van eenzame bejaarden met dementie die vooral te kampen hebben met verlies en achteruitgang, muurvast in ons hoofd zit. Dat wordt gevoed door de media en de discussies in de politiek, waarin het vaak gaat over de last die ouderen vormen voor de maatschappij: de pensioenleeftijd, eenzaamheid, zorgkosten. Het is hoog tijd dat dit verandert. We helpen onszelf ermee.’
Hoe helpt dit ons dan?
‘Samen met Duitse en Amerikaanse collega’s heb ik literatuuronderzoek gedaan en veertig studies uitgeplozen waarin mensen over langere tijd zijn gevolgd. Op hun 50ste werd aan deze mensen gevraagd: “Wat betekent ouder worden voor je?” Sommige mensen keken er vooral negatief tegenaan: zij zagen op tegen het verlies, het verslechteren van de gezondheid, het gevoel niet meer mee te tellen. Ze gingen ervan uit dat eenzaam zijn bij ouder worden “hoort”. Anderen konden veel sterker de positieve kanten zien: dat je meer levenservaring hebt, beter kunt omgaan met de ingewikkelde dingen in het leven, mogelijkheden hebt om je te blijven ontwikkelen. Die laatste groep, met een “positieve leeftijdsidentiteit”, bleek een betere gezondheid te behouden en langer te leven.’
Maar er ís toch ook veel achteruitgang als je ouder wordt?
‘Zeker. Het is belangrijk om dat niet te ontkennen. Maar sinds ik me met ouderenpsychologie bezighoud, is me duidelijk geworden hoe ontzettend veel mensen er zijn die zich goed voelen en een zinvol en betekenisvol leven leiden. Deze mensen stoppen hun verliezen niet weg en verzetten zich ook niet tegen het ouder worden. Ze dragen hun leeftijd en levenservaring uit. Ze zijn trots. Ze zijn anders dan toen ze jong waren, maar op een positieve manier. Doen alsof je jong bent en je hoofd vol botox spuiten: het is allemaal verzet.’
Je niet verzetten: is dat de kunst van een goed leven?
‘Ja. Het gaat erom dat je de balans vindt tussen aan de ene kant aandacht hebben voor wat goed gaat, wat je hebt bereikt, de momenten van geluk. En aan de andere kant de moeilijke dingen niet wegstopt, niet vecht tegen de pijn. Dat geldt in alle levensfasen.
Sinds de opkomst van de positieve psychologie heb ik me verbaasd over de manier waarop de bevindingen uit deze stroming vaak werden gepresenteerd: met een eenzijdige nadruk op geluk. Alsof we alleen maar naar een gelukkig leven zouden moeten streven, naar jong blijven, blij zijn. Maar verdriet hoort ook bij het leven. Het was een van de redenen waarom mijn collega Ernst Bohlmeijer en ik het boek Psychologie van de levenskunst schreven. We wilden een tegengeluid laten horen op de gangbare stromingen in de psychologie, waarin het negatieve óf alle aandacht kreeg óf juist werd vermeden.
Eerst lag de nadruk altijd op het wegwerken van problemen: angst moest overwonnen, depressies opgelost. Daarna ging het in de positieve psychologie steeds maar over het bevorderen van welzijn en geluk. Wij zijn voor een “derde weg”, de weg van de levenskunst. Het ligt voor de hand dat we in ons leven plezier willen maximaliseren en ellende minimaliseren, dat is een logisch streven. Maar je wordt weleens ziek, er gaan mensen dood, relaties gaan over, je wordt ontslagen. Die vervelende dingen moeten we niet proberen weg te duwen, maar accepteren.’
En waarom zijn we daar zo slecht in?
‘Je moet meedoen! Als het niet goed gaat, lig je eruit. Dat beeld heerst althans, gevoed door al die fantastische levens op social media. We houden vast aan ideaalbeelden: hoe een goede relatie eruitziet, een goede gezondheid, een mooie carrière. Loopt het niet zoals we willen, dan vechten we.’
Zou het ook kunnen dat we er bang voor zijn? Om niet te vechten? Omdat we er geen controle meer over hebben als we loslaten?
‘Het kan lijken alsof je met “niet vechten” alles in het leven maar over je heen laat komen. Aan accepteren kleeft het gevoel van opgeven. Alsof je zou gaan zitten somberen in een hoekje. Maar een accepterende houding betekent niet dat je je overal maar bij moet neerleggen. Het houdt in dat je de dingen die gebeuren voelt en ervaart zoals ze zijn en ze vervolgens van een afstandje beziet. Ze niet volledig je leven laten bepalen, of de persoon die je bent. Accepteren is een actief proces: onderzoeken wat de plek is van deze ziekte, scheiding of dit ontslag in je leven. Mensen die dit kunnen, houden ruimte om ook oog te houden voor de dingen die goed gaan, blijkt uit ons onderzoek naar levensverhalen.’
Wat vindt u in die levensverhalen?
‘Veerkracht. We lezen hoe mensen na een scheiding werden teruggeworpen op zichzelf, maar óók het vertrouwen in hun eigen kunnen weer terugvonden en weer eigen keuzes weten te maken. We lezen hoe mensen door een ziekte hun werk en daarmee een deel van hun identiteit verloren, maar óók de relaties met hun vrienden of familie wisten te verdiepen. Mensen geven in onze onderzoeken vaak aan dat ze door de nare dingen die ze meemaakten ook een diep inzicht kregen in wat er voor hen toe doet in het leven. Dat noemen we posttraumatische groei.’
Riekt dit niet naar het idee dat je zelfs van je ellende gelukkiger moet worden?
‘Dat gevaar ligt op de loer. Het gaat er niet om al het negatieve maar om te draaien naar iets positiefs. Je kunt wél streven naar een zinvol en betekenisvol leven. Actief zijn in het aanpakken van moeilijkheden, flexibel in het zoeken naar oplossingen. Op zoek gaan naar de veerkracht in je eigen levensverhaal.’
Hoe pak je dat aan als je ‘het goede’ helemaal niet zo ziet, kun je dat ook leren?
‘Een beproefde methode in ons onderzoek is je te richten op de uitzonderingen. Mensen die zich somber of depressief voelen, hebben vaak een negatieve kijk. Terugblikkend op hun leven concluderen ze bijvoorbeeld dat niemand oog voor ze had, of niets ooit lukte. Wij vragen dan: wanneer maakte je een uitzondering mee? Een moment waarop je wél iets bereikte, bijvoorbeeld? Het bovenhalen van zo’n moment is niet altijd makkelijk, maar uiteindelijk is het er altijd wel. En met wat doorvragen blijken er vaak zelfs allerlei momenten te zijn. Het zelf regelen van een singlereis bijvoorbeeld. Of het vinden van een fijn huis. Voor mijn part het zelf ophangen van een plank. Het hoeven geen grote gebeurtenissen te zijn.’
Hoe zet je die momenten vervolgens in?
‘De kunst is die momenten waarop dingen lukten of goed gingen, rijk te beschrijven. Zet het op papier, tot in alle details. Wat heb je ondernomen om deze stap te zetten? Welke hindernissen moest je nemen? Hoe deed je dat? Hoe levendiger je dat voor je ziet, hoe krachtiger je dat beeld vervolgens kunt gebruiken. Niet om andere ellende in je leven mee weg te poetsen, maar wel om te zien hoe je desondanks momenten van kracht hebt ervaren. Mensen zijn door deze manier van kijken in staat om hun leven in een nieuw licht te plaatsen. Dit was er óók. Het probleem is dat we onszelf vaak steeds opnieuw hetzelfde verhaal vertellen en met een tunnelvisie naar onszelf en ons leven kijken. Op deze manier bied je jezelf een nieuwe verhaallijn, naast je bestaande verhaal.’
Is het opschrijven van je levensverhaal ook nuttig voor huis-, tuin- en keukengebruik?
‘Als je iets moeilijks doormaakt, dan helpt het opschrijven van die ervaring alleen al. Het liefst een paar keer. Stel dat je een reorganisatie hebt doorgemaakt, schrijf dan op wat er precies gebeurde, wat je gedachten erover waren, hoe je je voelde. Dat is best pittig, want daarvoor moet je het kunnen toelaten om die emoties te voelen.
Schrijf je er meerdere keren over, dan creëer je daarmee al wat afstand. Vervolgens kun je op zoek naar de ándere verhalen naast dit moeilijke, pijnlijke verhaal. Wat waren de goede momenten op je werk? Op welke momenten kwam je echt uit de verf? Waar bleek je kracht te liggen?
Ten slotte schrijf je een brief aan jezelf in de toekomst, over vijf jaar. Daarin is heel precies te lezen hoe je dan terecht bent gekomen in een baan waarin die talenten en goede momenten alle ruimte hebben. Heel gedetailleerd, alsof het een film is die je voor je ziet. Zo creëer je eigenhandig de mogelijkheden voor dat nieuwe verhaal, voor die nieuwe blik.’
Werkt dat echt?
‘We hebben een behandeling ontwikkeld die volledig op dit principe is gebaseerd: “op verhaal komen”. Daar hebben we onderzoek naar gedaan, waarin we één groep mensen op de wachtlijst plaatsten, één groep “gewone” schrijfoefeningen gaven en één groep het volledige stappenplan zoals hierboven lieten doorlopen. Uit dat onderzoek bleek dat bijvoorbeeld somberheidsklachten afnemen en het welbevinden toeneemt. Niet alleen op korte termijn, maar een jaar later nog steeds. Vooral die langetermijneffecten worden bij “gewoon” schrijven niet zo sterk gevonden. Waarschijnlijk doordat we met deze stappen meer processen op gang brengen die belangrijk zijn voor het herstel, gericht op dat nieuwe verhaal.’
Wat wordt de volgende stap in het onderzoek?
‘We zijn nu aan het uitzoeken hoe je technologie kunt inzetten om je levensverhaal optimaal te gebruiken. Door familieleden bijvoorbeeld samen met hun dementerende vader, moeder of zus een online levensboek te laten maken. Vol positieve herinneringen aan verjaardagen, kerst en vakanties, met favoriete muziek, filmpjes en foto’s. Werken aan zo’n boek, of er samen in bladeren, verbetert de stemming en maakt de communicatie makkelijker. Het idee is om levensverhalen zo ook in de zorg meer te gaan gebruiken. Het maakt contact mogelijk en geeft ook zorgverleners een persoonlijker, positiever blik. Om samen te aanvaarden wat er niet meer kan, maar ook te zien wat er wél goed is.’
Gerben Westerhof (1964) is hoogleraar narratieve psychologie en technologie aan de Universiteit Twente. Na zijn studie psychologie deed hij onderzoek aan de Radboud Universiteit Nijmegen naar de psychologie van het ouder worden. In 2012 richtte hij met Ernst Bohlmeijer en Anneke Sools het Story Lab op aan de Universiteit Twente: een expertisecentrum op het gebied van de narratieve psychologie en de geestelijke gezondheidszorg. Dit centrum neemt internationaal een unieke plek in als onderzoekscentrum, dat zich richt op onderzoek naar de werking van verhalen ter bevordering van gezondheid, veerkracht en welbevinden.