Toen ze vijfentwintig jaar geleden het Nederlands Tweelingen Register opzette, kon biologisch psycholoog Dorret Boomsma (54) niet bevroeden dat het zou uitgroeien tot een van de belangrijkste internationale gegevensbanken voor genetisch onderzoek. Inmiddels staan er vijftigduizend Nederlandse twee-, drie-, vierlingen en hun gezinsleden ingeschreven.
‘Ineens hadden we allebei een tweelingbroer’
Kort na hun geboorte werd de eeneiige tweeling Peter en Erik gescheiden. Ze groeiden apart op en wis...
Lees verderElke paar jaar vullen ze – of, als zijzelf nog te jong zijn, hun ouders en leerkrachten – vragenlijsten in over hun gezondheid en gedrag. Van hen is heel wat bekend: wanneer ze begonnen te kruipen, hoeveel ze sporten, hun prestaties op school, hun groei en gezondheid, het soort werk dat ze doen.
Een aantal volwassenen heeft ook bloed afgestaan, onder andere voor dna-onderzoek, en sommigen doen mee aan specifieke projecten, bijvoorbeeld om via uitgebreidere metingen het ontstaan van diabetes te onderzoeken. Door al dat onderzoek bij tweelingen hoopt Boomsma, die inmiddels hoogleraar aan de vu is, te begrijpen waardoor verschillen tussen mensen ontstaan: door de genen of door de omgeving.
Waarom zijn tweelingen zo boeiend voor genetisch onderzoek?
‘Vanwege het feit dat er eeneiige en twee-eiige tweelingen bestaan. Tweelingen hebben natuurlijk dezelfde leeftijd, ondergaan dezelfde invloeden in de baarmoeder en krijgen dezelfde opvoeding; maar eeneiige tweelingen hebben precies hetzelfde dna, terwijl twee-eiige tweelingen net als gewone broers en zussen de helft van hun genen met elkaar gemeen hebben. Van de punten waarin eeneiige tweelingen onderling meer op elkaar lijken dan twee-eiige tweelingen weten we: dat is de invloed van hun erfelijke aanleg. Dat geldt voor zowel uiterlijk als gedrag.’
Hoe kwam u op het idee van het tweelingenregister?
‘In mijn promotieonderzoek keek ik bij Amsterdamse tweelingen en hun ouders naar risicofactoren voor het ontstaan van hart- en vaatziekten, zoals cholesterolniveau, bloeddruk, en hartslag tijdens stress. We wilden ook de invloed van roken onderzoeken en we dachten dat we voor zulk gedragsonderzoek grotere steekproeven nodig zouden hebben. Een eigen register was daarvoor wel heel handig. Nou, en toen had het leven ineens een aantal toevalligheden voor ons in petto. We hadden een heel goede doctoraal-studente, die alle Nederlandse gemeenten aanschreef om te vragen of we tweelingen mochten benaderen voor ons onderzoek. En mijn hoogleraar woonde naast het hoofd van de felicitatiedienst – dat is die dienst die met dozen met luiers en zo bij families op bezoek gaat om ze te feliciteren als er een baby is geboren. Aan de hostesses van die organisatie mochten we een folder meegeven, zodat ouders hun net geboren tweelingen bij ons konden inschrijven.’
Welke belangrijke dingen heeft u de afgelopen vijfentwintig jaar ontdekt?