Psychologen weten dat mensen in vragenlijsten vaak wat overdrijven als het gaat om hoe eerlijk, aardig of intelligent ze zijn, hoe gezond ze leven of hoeveel seks ze hebben: ze doen aan zelfverheffing en zelfpromotie, ze willen beter zijn dan anderen. Gebeurt dat misschien ook als je vraagt hoe gelukkig ze zijn?
Daar lijkt het wel op – en dan vooral bij mensen die conservatief en rechts stemmen. In vragenlijstonderzoek komen deze mensen steevast als gelukkiger uit de bus. Uit mijn eigen onderzoek onder Nederlanders bleek dat eveneens: VVD’ers scoorden het hoogst op vragen over welzijn en geluk, SP’ers het laagst en de rest volgde perfect het links-rechts-continuüm (met uitzondering van mensen die rechts-populistisch stemmen – die zijn ook niet erg happy).
In plaats van mensen rechtstreeks te vragen hoe gelukkig ze zijn, gebruikten Amerikaanse onderzoekers* verschillende andere methoden. Ze analyseerden het gebruik van positieve, blije woorden in de taal van politici en twitteraars. Ook bekeken ze foto’s van politici en LinkedIn-gebruikers, waarbij ze beoordeelden hoe intens mensen lachten en of hun lach echt was. De neplach, ook wel de PanAmerican-lach genoemd – naar de stewardessen – is immers goed te onderscheiden van een echte lach. Bij een echte lach doen verschillende spieren rond de ogen mee, zodat de wang en het onderste ooglid omhooggaan; de ogen worden spleetjes en er ontstaan kraaienpootjes.
Bij deze maten voor geluk bleek het verschil tussen Liberals (bij ons links) en Republicans (rechts) juist omgekeerd: in alle onderzoeksgroepen kwamen Liberals als gelukkiger uit de bus, afgaand op hun taalgebruik en gezichtsuitdrukkingen. Kortom, waar rechtse mensen zichzelf gemiddeld als gelukkiger beschrijven in vragenlijstonderzoek, kijken linkse mensen gemiddeld blijer en is hun woordkeus positiever. Het lijkt er dus op dat rechtse mensen meer ten prooi zijn aan zelfverheffing en zelfpromotie bij het invullen van enquêtes, wanneer ze zich ervan bewust zijn dat ze onderzoeksobject zijn: dan scoren ze hoger op vragen over geluk, maar ze stralen niet meer geluk uit in hun spontane uitingen daarvan.
Nu zijn de gelukkigste landen (Nederland, Zwitserland en Scandinavische landen) juist relatief links en egalitair. De inkomensverschillen zijn er relatief klein en dat is bevorderlijk voor het onderling vertrouwen, wat het geluk weer ten goede komt, weten we uit ander onderzoek.** Het is dus denkbaar dat de inwoners van deze landen gewoon echt gelukkiger zijn. Maar niets is zeker totdat de gezichtsuitdrukkingen van mensen in verschillende landen zijn geanalyseerd.