Wie een depressief familielid heeft, loopt zelf ook meer kans op depressie. Komt dat door gemeenschappelijke genen, of door omgevingsfactoren? Onderzoekster Marije aan het Rot denkt dat het om een combinatie van die twee gaat. In een aantal experimenten onderzoekt ze dat momenteel nader.

Training Depressie beter begrijpen
Training

Training Depressie beter begrijpen

  • Leer depressie beter begrijpen aan de hand van de laatste wetenschappelijke inzichten
  • Ontdek welke eerste stappen je kunt zetten om beter met je depressie om te gaan
  • Inspirerende sessies met video en achtergrondartikelen
Bekijk de training
Nu maar
45,-

U geeft onder andere tryptofaansupplementen aan proefpersonen bij wie depressie ‘in de familie zit’. Waarom?

Aan het Rot: ‘Onze hypothese is dat de aanleg voor depressie verband houdt met een grotere gevoeligheid voor het tryptofaan. Dat aminozuur speelt een belangrijke rol bij de productie van het “geluksstofje” serotonine.’

Dus extra tryptofaan maakt mensen met een aanleg voor depressie gelukkiger?

‘Nee, we verwachten een meer indirect effect. Het is bekend dat mensen die gevoelig zijn voor depressies, vaker humeurig zijn. We vermoeden dat dat maakt dat andere mensen hen gaan mijden. Zo kunnen ze in een isolement raken, en dat kan bijdragen aan depressies.’

En meer tryptofaan maakt deze mensen aardiger?

‘Dat is het idee, ja. Zo krijgen ze prettiger contact met anderen, waardoor ze zich beter gaan voelen. Een wisselwerking tussen aanleg en omgeving dus.’

Hoe meet u dat effect?

‘We laten deelnemers een dagboekje bijhouden van hun sociale interacties. Het grappige is

dat ze daardoor zelf ook meer oog krijgen voor het effect van hun gedrag op anderen. Ik heb al van deelnemers gehoord dat ze veel hebben geleerd van dit onderzoek.’

Marije aan het Rot zoekt nog meer deelnemers voor haar onderzoek. Voor meer informatie en aanmelding: www.bluesclues.nl