De Kwakiutl-indianen uit Noord-Amerika kenden een merkwaardig ritueel dat beroemd is onder antropologen omdat het zo irrationeel lijkt. Eens in de zoveel tijd nodigde de clanleider een andere stam uit voor een enorm feest, waarbij de gasten stapels geschenken kregen.
Dekens, visolie, koper – hoe meer de gastheer aanbood, hoe hoger zijn status. De ontvangende clan kon dat natuurlijk niet op zich laten zitten: om geen gezichtsverlies te lijden, moesten ze terugslaan met een minstens zo grote berg cadeaus. Enzovoorts, enzovoorts. Zo raakten de clans verstrikt in een eindeloze geefcompetitie.
Dat klinkt exotisch, maar wij hebben ook zo onze vreemde geefrituelen. We geven elkaar bijvoorbeeld badzout, openhaard-dvd’s of boxershorts met grappige teksten – nutteloze dingen die we nooit zouden kopen voor onszelf. Net zo min als je een doosje Merci haalt om lekker zelf leeg te eten voor de open haard. Sommige dingen hebben alleen bestaansrecht als cadeau.
Nuttige zaken daarentegen geven we zelden weg. Met Sinterklaas worden weinig binnenbanden of flessen afwasmiddel uitgewisseld. Voorwerpen waar geen symboliek aan te ontdekken valt, zijn kennelijk ongeschikt als cadeau. Wat wel jammer is, want je hebt er meer aan dan aan een boxershort met rendiergewei.
Wat zijn de regels van het geven? Onbewust kent iedereen ze. Een geschenk mag niet te prullig zijn, maar ook niet te groot. De ander moet het leuk vinden, maar het verraadt ook de smaak van de gever. Het weerspiegelt de verhouding tussen de partijen – daarom geef je je dochter geen luxe lingerie, en je minnares geen staafmixer. Zo draagt elk geschenk allerlei boodschappen mee.
Maar de belangrijkste boodschap is dat we de relatie met de ander waarderen. Daarom fietsen we een hele middag door de stad op zoek naar precies het goede pakje voor die ene schoonzus. Daarom storten we ons straks weer in de jacht op decembercadeaus, onze eigen variant op het Kwakiutl-feest. We zijn dankbaar voor onze clan. En we vieren die dankbaarheid door te geven.