In de vierde aflevering van ‘De Psycho Show’ vertelt psychiater Menno Oosterhoff over dwangstoornissen, in het bijzonder HOCD.
Dit is een dwangstoornis waarbij iemand obsessief twijfelt over zijn of haar geaardheid. Menno heeft last van OCD, een andere vorm van dwang, waarover hij in dit stuk schrijft.
Brandlucht
Stel, je hebt je net heerlijk op de bank geïnstalleerd om Psychologie Magazine te lezen. Dan meen je een brandlucht te ruiken. Met tegenzin sta je op en controleert het hele huis. Niks.
Maar je zit nog niet of je denkt wéér een brandlucht te ruiken. Je probeert het te negeren. ‘Ik heb het hele huis gecontroleerd. Er kan haast geen brand zijn.’
Dan komt de gedachte bij je op dat je misschien de rookmelder hoorde. Je spitst je oren, maar hoort niks. ‘Maar is de batterij niet op? Het is al even geleden dat ik die heb vervangen.’
Je probeert door te lezen, maar zit niet rustig. Toch maar even de rookmelders controleren. Die doen het alle drie. Hè hè. Nu lekker lezen.
Dat had je gedacht. Na drie zinnen denk je: ‘Heb ik wel goed gehoord dat die rookmelders het deden?’ ‘Doe niet zo gek,’ spreek je jezelf toe. ‘Natuurlijk wel. Nou moet je ophouden.’
Maar het blijft knagen. In gedachten zie je de hele bovenverdieping in lichterlaaie staan. ‘Nou, één keer nog kijken dan. Dan weet ik het echt zeker,’ maak je jezelf wijs.
Dus weer de rookmelders checken. Maar… Gaat het al vervelen? Natuurlijk. Een gezond mens weet allang dat er geen brand is. Iemand met een dwangstoornis weet dat ook, maar toch gaat het bij hem maar door.
Vaak meerdere uren per dag. Omdat het niet rustig vóélt. Dat gevoel is veel sterker dan het verstand, dus de neiging te controleren is niet te weerstaan. Het is typisch voor een dwangstoornis, in de volksmond ‘dwang’: onrust die je tegen beter weten in niet van je kunt afzetten.
Dus zoek je rust op een andere manier. Door te controleren, te wassen, te ordenen, dingen perfect te doen, of wat dan ook. Dat heet in de psychologie een dwanghandeling of compulsie.
De onrust dwingt daartoe, ook al weet je dat het onzin is. ‘Het voelt zo echt,’ hoor ik vaak van dwangpatiënten over de risico’s die ze menen te lopen. En dan worden die dwanghandelingen van wezenlijk belang om de onrust te bezweren, alsof alles ervan afhangt.
De narigheid is dat ze de onrust maar even wegnemen. Op de lange termijn neemt die er zelfs door toe. Maar ermee stoppen valt niet mee. Mensen hebben daar vaak hulp bij nodig in de vorm van gedragstherapie, al of niet in combinatie met medicatie.
Van levensbelang
Mijn persoonlijke kennismaking met dwang is al 45 jaar geleden, maar ik weet het nog goed. Ik was 17 en het was een moeilijke tijd: mijn vader was ongeneeslijk ziek. Ik zie dat overigens niet als oorzaak, meer als aanleiding.
Ik hield een dagboek bij, maar dat kreeg al snel iets dwangmatigs. Alles wat er in me opkwam of wat er gebeurde, moest worden opgeschreven. Anders voelde het als onaf en dat was een heel naar gevoel.
Het viel me zelf op dat het schrijven een verplichte registratie werd. Vervolgens moest ik ook alles wat ik daarover dacht opschrijven.
Vind een betrouwbare coach via Coachfinder
Coaching is een belangrijke stap in zelfontwikkeling. Maar de juiste coach vinden blijkt nog niet zo eenvoudig. Coachfinder helpt je in je zoektocht naar een coach die bij je past.
Vind je ideale coachDat ‘alles opschrijven’ voelde als van levensbelang en ging mijn leven beheersen. Als ik naar huis fietste, hield ik soms acht of negen vingers aan het stuur naar beneden om bij te houden hoeveel dingen ik moest onthouden.
Eenmaal thuis rende ik naar mijn kamer en schreef zo snel mogelijk steekwoorden op om maar niks te vergeten. Door de haast schreef ik vaak zo onduidelijk dat ik het later niet meer kon lezen, of ik wist niet meer wat ik met de steekwoorden had bedoeld.
Dat gaf me een ontzettend naar gevoel, wat zich moeilijk laat beschrijven. Het voelde als een gat in mijn wereld, als een onherstelbaar verlies, als desintegratie.
Ik probeerde of ik het met een loep wel kon lezen. Als ik alleen de beginletters kon ontcijferen, nam ik het woordenboek erbij om alle woorden met die beginletters langs te lopen in de hoop er zo nog achter te komen.
Lukte het ook daarmee niet om te achterhalen wat ik had bedoeld, dan kon de onrust vaak de rest van de dag duren en soms nog wel langer. Ook al wist ik absoluut zeker dat het onbelangrijk was.
Obsessief-compulsief
‘Obsessieve-compulsieve stoornis’ is de officiële benaming voor dwang, en meestal wordt de Engelse afkorting OCD gebruikt: obsessive-compulsive disorder.
Dwanghandelingen zijn tijdrovend, vervelend, soms zelfs pijnlijk en helemaal niet prettig. Daarin verschillen ze van verslaving, want het gebruik van een verslavend middel is wél lustvol, zeker in het begin.
Dwang is te vergelijken met jeuk. Ook al lig je lekker warm in bed, als de jeuk echt erg is kun je die niet van je af zetten en móét je krabben.
Dwangproblemen komen voor bij 1 tot 3 procent van de bevolking, en als de verwante aandoeningen, zoals ingebeelde lelijkheid (body dismorphic disorder, BDD) of dwangmatig aan de huid pulken (skin picking) worden meegerekend wel 5 tot 10 procent.
Maar vaak wordt dwang niet herkend. Meestal begint het probleem voor het 25ste en soms al voor het 10de jaar. Het duurt vaak lang voordat de diagnose wordt gesteld.
Zelf wist ik ook pas na jaren wat er met me aan de hand was, ook al studeerde ik geneeskunde. Er was toen nog geen internet en er waren nog geen boeken voor leken. Misschien maar goed ook, want de toenmalige theorie zou me weinig verder geholpen hebben.
Indertijd was het idee dat dwangproblematiek het gevolg was van een niet opgelost innerlijk conflict. Maar inmiddels weten we dat pogingen om een dergelijk conflict bewust te krijgen en alsnog op te lossen, echt niet helpen.
Ook is duidelijk geworden dat dwang helemaal niet wordt veroorzaakt door een innerlijk conflict. De echte oorzaak is nog lang niet precies bekend; wel staat vast dat erfelijke gevoeligheid een grote rol speelt. Plus allerlei andere omstandigheden die iemand toevallig meemaakt of die hem overkomen, zowel psychologisch als biologisch.
Dat ene stukje plakband
Obsessieve onrust bij dwang kan gaan over een miniem risico op een nare gebeurtenis, maar ook over een miniem verlies of een minieme imperfectie.
Bij mij gaat de onrust over het niet kunnen verdragen als iets kwijt is, als een mogelijkheid niet wordt benut, als ik me iets niet kan herinneren of misschien over het hoofd zie.
Ik had bijvoorbeeld een keer een stukje plakband weggegooid. Daarna vroeg ik me af of het wel in de prullenbak was terechtgekomen. Je zoiets afvragen is al dwangmatig, maar wat daarna volgde was dat zeker.
Ik ging kijken en kon het niet meer vinden. Niet in de prullenbak en ook niet daarbuiten. Dat kon ik absoluut niet van me afzetten. Dat ik dit 45 jaar later nog weet, en zelfs de prullenbak nog voor me zie, zegt wel genoeg.
Ik bleef onrustig over dat stukje plakband dat ik niet meer kon vinden. Een dag later heb ik zelfs de vuilniszak waarin de prullenbak inmiddels geleegd was nog helemaal doorgezocht.
Soms komt bij de obsessieve onrust ook nog het gevoel dat deze kwestie nare gevolgen zou kunnen hebben, maar lang niet altijd. Ik wil dat benadrukken omdat er bij de dwangstoornis vrijwel altijd gesproken wordt over angst, terwijl de onrust ook een ander karakter kan hebben.
De onrust verdragen
Wat ik deed tegen de onrust is wat elke dwangpatiënt doet zolang hij niet beter weet: proberen de onrust weg te nemen. Ik zocht mijn heil in het volledig krijgen en houden van mijn dagboek.
Wist ik veel dat dat averechts werkt en dat je eigenlijk moet proberen de onrust te verdragen. Hoe meer je streeft naar volledige zekerheid, schoonheid, ordelijkheid of perfectie, hoe gevoeliger je wordt voor kleine onvolkomenheden.
Dat gebeurde ook bij mij. Hoe meer ik opschreef, hoe meer ik moest opschrijven. Op het laatst ging het om volslagen onbelangrijke alledaagse dingen.
Mijn gevoel niets te mogen missen breidde zich uit naar de hele wereld. Wat zijn belangrijke dingen in het leven, welke boeken, welke mensen, welke hobby’s, welke grote steden, welke beroepen, welke wereldbeschouwingen, welke films, welke kennis – er kwam geen eind aan.
Helemaal akelig was dat ik het komen en gaan van gedachten niet meer verdroeg. Voortdurend vroeg ik me af: wat dacht ik net? Waar deed me dat aan denken? Wat wilde ik nog meer zeggen? Gisteren dacht ik ook zoiets? Wat nog meer?
Inmiddels zijn we ruim veertig jaar verder. Ligt het probleem nu ver achter me? Helaas niet – dwang is hardnekkig. Gisteren gebeurde het nog: een onduidelijke krabbel, die ik niet meer kon lezen. Net als toen nam ik het vergrootglas erbij, maar dat bracht geen uitkomst. Een dag lang zat het me dwars.
Zo min mogelijk eraan toegeven
Gelukkig komt dat ergens helemaal in vastzitten minder vaak voor. Ik heb geleerd dat ik zo min mogelijk moet toegeven aan de drang tot overzicht en volledigheid. En sinds tien jaar gebruik ik medicatie, wat voor mij een groot verschil maakt.
Verder heb ik het grote geluk gehad dat de dwang me niet hindert in mijn werk. Ik ga in mijn werk op en dat is gelukkig sterker dan de dwang. Dat is niet elke dwangpatiënt gegeven.
In mijn werk is het zelfs een voordeel dat ik de dwangstoornis uit eigen ervaring ken. Helemaal mooi is dat ik de inzichten die een leven lang omgaan met dwang me hebben opgeleverd, heb kunnen delen door het schrijven van een boek. Ik hoop dat dat anderen kan helpen te begrijpen wat er aan de hand is en er zo goed mogelijk mee om te gaan.
Psychiater Menno Oosterhoff schreef Vals alarm, Leven met een dwangstoornis, waarin de verhalen over zijn eigen dwangstoornis zijn verweven met de verhalen van zijn patiënten. Zijn boek won eind vorig jaar de Antonie Kamerling Award omdat het bijdraagt aan het beter bespreekbaar maken van psychische problematiek. Menno is te zien in aflevering 4 van ‘De Psycho Show’.
De meest voorkomende vormen van ‘dwang’:
- Smetvrees: angst besmet te raken, anderen te besmetten of vies zijn van anderen.
- Controlezucht: controleren om een nare gebeurtenis te voorkomen of uit te sluiten dat het is gebeurd. Bijvoorbeeld terugrijden om te zien of je niet iemand hebt aangereden
- Indringende voorstellingen van weerzinwekkend gedrag
- Niets kunnen weggooien
- Drang om te tellen: dingen een bepaald aantal malen, symmetrisch of op een perfecte manier moeten doen.
Wanneer is er sprake van een dwangstoornis?
Iedereen maakt zich weleens onnodig druk. ‘O jee, heb ik de kraan wel dichtgedraaid; heb ik mijn paspoort wel bij me; zie ik niet iets over het hoofd? Zulke gedachten zijn heel normaal. Een dwangstoornis is het pas als de verschijnselen zoveel of intens aanwezig zijn dat iemands welbevinden en/of functioneren erdoor wordt verstoord. Als officiële grens geldt minstens een uur, maar vaak is het veel meer. Obsessieve onrustige gedachten uiten zich op allerlei manieren:
Angstig gekleurde onrust over de kans op een nare gebeurtenis:
- Onrust over vreselijke dingen die je zou kunnen doen door zich opdringende voorstellingen van dingen die je juist tegenstaan: ongewenst agressief/seksueel gedrag, zelfbeschadigend gedrag, of indringende godslasterlijke, seksistische of racistische gedachten. Een voorbeeld hiervan is ‘perinatale OCD’: obsessieve angst bij moeders, en ook vaders, om hun pasgeboren baby iets aan te doen. Een ander voorbeeld is gedachten als: ‘Mijn moeder is een vuile hoer’, ‘God is een hufter’.
- Onrust over vreselijke dingen die zouden kunnen gebeuren door jouw toedoen of nalatigheid. Bijvoorbeeld: een doktersassistente die voortdurend bang is om dingen te vergeten of verkeerd te doen.
- Onrust over vreselijke dingen die je kunnen overkomen: verlies van naasten, ernstige ziektes, brand, besmetting met een ziekte, ingebeelde lelijkheid.
Niet angstig gekleurde onrust over kleine onvolkomenheden in schoonheid, ordelijkheid, volledigheid:
- Een overmatig gevoel van walging bij aanraking zonder directe angst voor besmetting.
- Een onrustig gevoel wanneer dingen ‘niet goed voelen’: als ze niet op hun goede plek staan, niet symmetrisch zijn, niet op de juiste manier zijn gedaan. Dwangmatig pulken aan de huid of haren uittrekken valt hier ook onder.
- Een gevoel van onverdraaglijk verlies als er iets weg is of niet volledig.
Vaak vermijden dwangpatiënten situaties die de onrust zouden kunnen oproepen. Ze willen bijvoorbeeld niet alleen met kinderen zijn vanwege obsessies door pedoseksuele voorstellingen, willen dingen niet aanraken, en gaan soms zelfs de deur niet meer uit.
Meer weten over ‘Dwang’?