Ik ben niet iemand die op 1 januari goede voornemens maakt.
Dan is het te druk met nieuwjaarspraat, het is te cliché bovendien, te standaard, ook al denk ik natuurlijk net als iedereen tijdens vuurwerkgeknal dat ik vanaf dat moment altijd mijn geduld met de kinderen zal bewaren, rekeningen niet meer per ongeluk onderin de kattenbak ga keilen en acht kilo zal afvallen zodat ik eindelijk door het sleutelgat pas. En ik weet op dat moment al dat er niets van terecht zal komen.
Mijn echte voorneemritueel is halverwege het jaar. Dat komt vooral doordat de zomer zo uitnodigt tot mijmeren. Want hoe wil ik leven? Wat wil ik leren? Wat valt er te verbeteren?
Meestal verzin ik een zomerwoord dat te maken heeft met mijn nieuwe intenties. Zo was mijn woord van juli in coronatijd ‘Actief’ omdat ik wilde voorkomen dat ik totaal lethargisch weggezakt mijn dagen zou slijten met een zak ribbelchips op mijn buik. En dus wielrende ik elke dag een rondje, deed nog een paar sit-ups en voelde me een hele piet.
Vorig jaar heette mijn zomer ‘Opgeruimd’, omdat ik na een periode van ziek zijn en een depressie behoefte had aan een blij opgeruimd hoofd en daarbij de puinhopen in mijn huis wilde wegwerken.
Dit jaar heb ik een nieuw woord. Het is niet een woord waarmee ik mezelf vooruit wil duwen en wens te stimuleren tot iets groots. Mijn woord van zomer 2024 is namelijk: verdragen.
Ik heb er weinig talent voor. Ik ben een doenerig type, plak het liefst pleisters nog voor iemand is gevallen, ik regelneef wat af. Maar het leven laat zich verrekte slecht managen. En daar moet ik maar eens tegen leren kunnen.
Dus dit jaar verdraag ik.
Ik verdraag het dat mijn huisgenoten altijd standaard en overal te laat komen omdat hun ADHD-hoofden de tijd chronisch te positief inschatten. Of gewoon niet op de klok kijken, dat kan ook.
Ik verdraag het dat een leren broek mij altijd stom staat hoe leuk hij ook oogt in de winkel. Ik heb er te korte pootjes voor.
Ik verdraag het dat mijn administratie een laatstemomentzooitje is waarbij dat ene ultrabelangrijke bonnetje de pleiterik heeft gemaakt.
Ik verdraag het dat zodra ik mediteer mijn neus begint te jeuken.
Ik verdraag het dat mensen bellen met hun telefoon vóór hun gezicht alsof ze elk moment een hap eruit kunnen nemen als ware het een cracker.
Ik verdraag het dat wat eerst mijn baby was nu boven me uit torent en me mammaatje noemt.
Ik verdraag dat ouder worden afscheid nemen betekent, hoe ondenkbaar dat ook lijkt als je jong bent.
Ik verdraag het dat mijn altijd stoere, actieve vader nu almaar langzamer loopt, zijn schouders een beetje scheefgetrokken, zijn kale chemobol oprichtend naar de zon.
Ik verdraag de angst voor de dood, niet alleen die van mezelf maar vooral die van de ander.
Ik verdraag het dat ik dit laatste vaak helemaal niet verdraag. Maar dat ik mijn stinkende best doe. Een hele zomer lang.