Een zonnig appartement aan de Britse zuidkust, uitzicht op zee. Voor het raam een gezette vrouw met grote ronde ogen. Zwijgend kijkt ze naar het eindeloze water en de onbeschrijflijke hemel die van minuut tot minuut verandert. Ze zucht verheerlijkt. Dan, plotseling: ‘Ik krijg bijna het gevoel dat ik het allemaal kan inademen. Alsof de zee leven kan geven. Wat ben ik blij dat ik hier woon. Voor mij biedt deze plek de perfecte balans tussen inspiratie en kalmte.’
Hilary Mantel (60) heeft iets zachts, iets liefs, en tegelijkertijd ook iets eigenzinnigs, stekeligs en zonderlings. Aan de ene kant die suikerzoete stem, aan de andere kant de stiltes die ze laat vallen als je een vraag stelt, die uiterst keurige spreektrant, en ook dat plotselinge of scherpe van sommige dingen die ze zegt.
In haar boeken grijpt ze je vanaf de eerste zin bij de keel, om je tot de laatste pagina niet meer los te laten. Vaak is het duister en boosaardig wat er gebeurt: een baby die wordt verdronken, een dochter die haar moeder vermoordt, graven die worden leeggeroofd; en dat alles verpakt in zwarte humor.
Hilary Mantel kreeg altijd prima recensies, maar had geen enorm lezerspubliek. Dat laatste veranderde compleet nadat ze voor allebei haar historische romans