Naast een biologische aanleg, is de psychologische basis van narcisme ‘wantrouwen’. Hiervoor gebruik ik de metafoor van de ‘oersoep’.
Over narcisme en de ‘oersoep’
De oersoep is in het verleden niet goed opgediend bij de narcist. ‘De anderen’ die er voor hem moesten zijn, waren er niet (gaven veel te weinig oersoep) of verzadigden hem (gaven veel te veel oersoep). Hierdoor leerde de narcist dat de ander zich niet op hem afstemt. Dat gaat gepaard met wantrouwen (‘de ander is er niet voor mij’) en gebrek aan zelfvertrouwen (‘kennelijk ben ik niet de moeite waard om er voor te zijn’).
Narcistisch omgaan met dit gebrek aan vertrouwen leidt tot opblazen (net doen of er niets aan de hand is en jezelf groter, beter en mooier voordoen dan jij je in feite voelt), een gebrek aan wederkerigheid (waarom zou ik me op anderen afstemmen als zij dat ook niet met mij deden) en afstoten (bemoei je niet met mij).
Dit doet liefde met een narcist
In dit perspectief is het geweldig voor een narcist als iemand onvoorwaardelijk van hem wil houden. Het kan hem iets van de zekerheid geven die hij als kind niet kreeg. En het kan zeker ook iets van de oude pijn wegnemen. Niet ‘beter maken’, wel ‘compenseren’.
Want realiseer je goed: wat er in de vroege jeugd mis ging op het gebied van oersoep, kan op latere leeftijd niet meer worden goedgemaakt. Wat je als kind niet kreeg, kan je als volwassene niet meer ontvangen omdat je als kind alleen maar symbiotische verlangens hebt (‘de ander moet er voor mij zijn’) terwijl je als volwassene ook behoefte hebt aan autonomie (‘ik wil op mezelf staan, zonder de ander’). Sigmund Freud, de ‘godfather van de psychotherapie’, zei niet voor niets: ‘Succesvolle therapie helpt je om neurotisch lijden om te zetten in gewoon ongelukkig zijn.’
Het gevaar van houden van een narcist
Dus het is prachtig en ontroerend dat u er onvoorwaardelijk voor uw narcistische partner wilt zijn, maar er schuilt ook een gevaar in. Namelijk dat u geen beroep doet op zijn autonomie (en verantwoordelijkheid) en dat u uw eigen behoefte aan autonomie uit het oog verliest. En daarom teveel gaat geven, zonder dat u er genoeg voor terug krijgt. Het is daarom heel goed dat u aangeeft ook uw eigen grenzen te zullen beschermen.
De ‘Kleine Ik’ versus de ‘Volwassen Ik’
Wat ik mezelf en ook mijn patiënten aanleer, is om onderscheid te maken tussen een ‘Kleine Ik’ die ongenuanceerd, ‘alles’ wil, en buitensporig boos wordt als hij dat niet krijgt. En een ‘Volwassen Ik’ die genuanceerd is. Die ‘Volwassen ik’ begrijpt dat er ook een ‘Kleine Ik’ is die af en toe opspeelt en het hier en nu vult met veel teveel emotie voor veel te weinig feiten (zodat anderen zeggen: ‘Waar gaat dit over’, of ‘Doe even normaal!’).
Het zou heel goed zijn als uw partner dit ook probeert te realiseren. Dat hij bij zichzelf een verschil gaat maken tussen zijn kleine en zijn volwassen ik en dat hij ook leert aangeven met wie u spreekt. U zou hem dan op de moment dat hij ‘Kleine ik’ is, kunnen vragen ‘Wil je me even doorverbinden met jouw volwassen ik.’
Sluimerend narcisme
Ten slotte nog iets over het af en toe opspelen van narcisme. Daar hebt u gelijk in. Als alles rustig is, kan het zijn dat je niet veel last hebt van een narcist. Het opblazen en het afstoten speelt vooral op zodra er iets gebeurt dat voor de narcist in psychologische zin lijkt op ‘onrecht’, ‘miskend of niet eerlijk behandeld worden’.
Alles wat in het hier en nu ook maar een beetje lijkt op te weinig of te veel oersoep, kan de narcistische zelfbescherming activeren. Wanneer alles rustig is, komt ook de zelfbescherming tot rust.
En nogmaals; wanneer een narcist leert om onderscheid te maken tussen een klein, gekwetst ik, en een volwassene dan kan hij steeds beter begrijpen dat de oersoep in het hier en nu niet zo heet wordt gegeten als hij vroeger werd opgediend!
Lees ook de 5 gouden regels voor het omgaan met narcisme