Van iedere persoon die we ontmoeten, vormen we ons direct een beeld. Die nieuwe sollicitant die een slap handje geeft? Zeker geen leiderstype. Dat groepje jongens met scooters dat rondhangt bij de supermarkt: daar kun je maar beter met een grote boog omheen lopen. Die man met die brede kaken en stoppelbaard die je ontmoet tijdens een speeddate? Vast iemand die zich niet kan binden. En die oudere vrouw met haar hondje, die kun je met een gerust hart vragen om even op je bagage te letten.
Maar hoe betrouwbaar is onze eerste indruk eigenlijk? Misschien helpen de scooterjongens je zware boodschappentas te tillen, loop je de liefde van je leven mis omdat je de stoppelbaard afschrijft als een man met bindingsangst, en vult de oude dame haar aow aan door portemonnees te stelen.
Onze eerste indruk vormt zich razendsnel en onbewust, schrijft hoogleraar psychologie Roos Vonk in haar boek De eerste indruk, waarvan onlangs een geactualiseerde druk verscheen. En het gebeurt óók bij mensen die zeggen dat ze niet zo snel met hun oordeel klaarstaan. Dat is dan ook kletskoek, zegt Vonk, want: ‘Iedereen heeft meteen een beeld van de ander; zo zit ons brein nu eenmaal in elkaar.