Vreemd maar vertrouwd
Ik ontmoette Yolanda in een bar in Valencia, waar ik ruim drie jaar heb gewoond. Aan haar vertelde ik in één adem over de dingen waarmee ik worstelde in mijn leven. Zoals angst en somberheid.
Op de een of andere manier voelde deze wildvreemde vrouw precies aan wat ik nodig had; haar lange intense knuffel zal ik vermoedelijk nooit meer vergeten. Ze was, anders kan ik het niet omschrijven, als een tweede moeder voor me.
Yolanda gaf mij een gevoel waaraan ik verslaafd raakte. Een gevoel dat ik niet uit mezelf kon putten, want in mij zat alleen maar angst. Daardoor werd het contact tussen ons voor mij bittere noodzaak. Ik ‘moest’ haar zien om me goed te voelen.
Eenmaal terug in Nederland ben ik nog een paar keer naar Valencia afgereisd om haar te zien. Maar omdat ik haar te veel berichtjes stuurde, kwam ze bijna een jaar later op een punt dat ze afstand van me wilde nemen.
We zouden nog een weekend samen naar Madrid gaan, maar ze gaf aan dat ze me niet meer wilde zien. Ik kon en wilde het niet geloven: ik moest simpelweg bij haar zijn.
Ik besloot haar te verrassen en vloog naar Valencia. Een paar uur later stond ik bij haar op de stoep. Uren heb ik gewacht in haar portiek.
Onbeantwoorde liefde
De buren waren achterdochtig omdat ik daar al zo lang stond, maar voor mijn gevoel kon ik niet anders. Ik had al mijn logeerspullen meegenomen en was ervan overtuigd dat Yolanda en ik samen nog lang en gelukkig zouden leven.
Toen ze uiteindelijk thuiskwam, escaleerde de situatie al snel. Ze was helemaal niet blij met mijn komst. Ik was boos, omdat mijn liefde niet door haar werd beantwoord. Ik sloeg zelfs met mijn vuist op de trapleuning.
Ze liep van me weg, en begon druk te appen met een huisgenoot: een grote, sterke man, die al gauw naar buiten kwam en zich in ons gesprek mengde. In zijn bijzijn verklaarde ik de liefde aan Yolanda, maar het enige wat zij zei was dat ik hulp nodig had. Omdat ik merkte dat ik niet verder kwam zei ik: ‘me voy’, ik ga.
Ik ging naar een hotel, niet al te ver van het huis van Yolanda. Midden in de nacht werd ik wakker, met het idee dat ik naar haar huis moest. Ik moest haar zien.
Eerder op de avond had ik al met haar geappt. Ik stuurde haar voortdurend berichten, vertelde haar dat we voor elkaar gemaakt waren. Op een gegeven moment zei ze dat ze de politie zou bellen als ik niet zou ophouden. Ik gaf haar de tip dat ze me ook kon blokkeren, wat ze vervolgens ook deed.
Achterdocht
Het hield me niet tegen om midden in de nacht op te staan. Ik kon niet meer slapen vanwege de enorme hoeveelheid energie die ik voelde. Ik zag monsters in mijn kamer, dacht dat ze in de badkamer waren. Ik maakte mezelf boos, om me niet angstig te voelen en om door te kunnen gaan.
Ik liep het hotel uit en zette koers richting het huis van Yolanda. Ik hoorde gelach op straat en meende mensen te zien staan. Ik dacht: ze moeten mij hebben! Ik ben te ver gegaan. In blinde paniek maakte ik rechtsomkeert en sprintte zo hard als ik kon terug naar het hotel. ‘Me van a matar!’ Ze gaan me vermoorden!
Eenmaal terug in het hotel moet de receptioniste enorm zijn geschrokken. Eerder had ik haar gezegd dat ik weg moest. Ik gaf aan dat het een noodgeval was en vluchtte het trappenhuis in.
Daar verschool ik me achter een groot matras. Ik was ervan overtuigd dat ik in levensgevaar was, dus belde ik het alarmnummer. In een alles of niets-poging om mezelf te redden, sprong ik schreeuwend vanuit mijn schuilplaats naar buiten.
Naar, zo bleek, recht in de armen van de politie. Ik vertelde de agenten dat ‘ze’ me wilden doden. Ze speurden de omgeving af, maar zagen geen gevaar. De ambulance kwam en nam me mee naar een ziekenhuis in de buurt. Daar werd ik in een afgesloten ruimte gezet.
Ik had geen idee wat er buiten gebeurde. Ik wist alleen dat ik een paar uur later mijn vlucht terug naar Nederland moest halen. Ik had mijn vader de avond ervoor moeten beloven dat ik thuis zou komen; hij maakte zich zorgen en betaalde mijn vliegticket.
Soms kwam er iemand langs om te praten. Wat we precies bespraken, weet ik niet meer, maar ze zullen mijn situatie hebben geëvalueerd. Ik werd maar niet rustig, ook omdat ik mijn vlucht wilde halen. Op een gegeven moment trok ik het infuus met kalmeringsmiddel eruit, om aandacht te trekken.
Het werkte, want al gauw kwam een heel team naar binnen gesneld om me aan een bed vast te binden. Ik was totaal verrast en had geen benul van wat er gebeurde. Ik voelde me intens machteloos: ik kon niets doen. Ik lag daar, vastgebonden, geen idee voor hoe lang. Uiteindelijk werd ik naar een psychiatrisch centrum vervoerd ergens aan de rand van de stad.
Van deze periode weet ik niet zo veel meer. Wel dat ik pillen moest slikken om mijn manie in te dammen en de psychoseverschijnselen de nek om te draaien.
Een sprankje hoop
Een dag later kwamen mijn ouders en mijn zusje naar Valencia om me uit deze situatie te bevrijden en me mee terug te nemen naar Nederland. Een periode van afschuwelijke depressie zou volgen. Een depressie waar ik me pas recentelijk uit heb bevrijd.
Na mijn terugkeer uit Valencia woonde ik eerst een jaar bij mijn ouders. Aanvankelijk kon ik niet voor mezelf zorgen of een baan behouden. De eerste echte tekenen van herstel kwamen pas toen ik weer op mezelf woonde, iets wat een grote wens van me was.
Eerst werkte ik vanuit huis, later kreeg ik de kans om in een vaccinatiestraat aan de slag te gaan. Dit betekende dat ik veel met mensen in aanraking kwam, maar ook dat ik op proef werd gesteld.
In plaats van een simpele vrijwilligersbaan zonder enige verwachtingen van de werkgever, moest ik nu werken met systemen en klanten te woord staan. Dat pakte positief uit: ik merkte dat er iets in mij begon te veranderen en ik me beter ging voelen.
Ook merkte ik dat mensen – zoals collega’s – mij anders gingen benaderen en ik weer contact kon maken met anderen. Sinds lange tijd gloorde er voor mij weer een sprankje hoop.
Mentaal in balans
De verandering zette pas echt door toen ik weer van baan veranderde en startte met therapie. Eerder had ik de diagnose bipolaire stoornis gekregen en werd mij een leven voorgespiegeld waarin ik voor altijd afhankelijk zou zijn van medicijnen.
Dit was niet iets dat ik voor mezelf zag. Ik stuitte op de therapie ‘Bipolair anders’, die gericht is op herstel van een bipolaire stoornis. Uitgangspunt van deze therapie is dat ik mijn mentale evenwicht (her)vind, zodat ik energetisch niet meer uit ‘de bocht vlieg’.
Samen met mijn therapeut keek ik terug op mijn jeugd. We bespraken hoe je als kind behoefte hebt aan veiligheid bij, met name, je moeder. En liet me inzien dat ik, hoewel mijn ouders me altijd veel aandacht hebben gegeven, niet het soort aandacht heb gekregen dat ik nodig had.
Mogelijk kon mijn moeder zich niet goed op me afstemmen, waardoor ik me als kind erg onbegrepen heb gevoeld. Dat gevoel van onveiligheid werd vergroot doordat ik op de lagere school werd gepest, of misschien werd ik juist wel gepest omdat ik hierdoor als makkelijk slachtoffer aanvoelde voor pesters.
Overlevingsmechanisme
Het gevoel van onveiligheid is volgens mijn therapeut zo groot geweest, dat ik hier als kind niet mee kon omgaan. Ik heb deze gevoelens van onveiligheid ver weggestopt en onbewust gemaakt bij wijze van overlevingsmechanisme. Daardoor zijn deze onveilige gevoelens nooit op een gezonde manier aan de oppervlakte gekomen.
Tegelijkertijd manifesteerden ze zich wel in mijn dagelijkse leven, op allerlei manieren. Ik had bijvoorbeeld altijd het idee dat ik in anderen geïnteresseerd moest zijn, om mensen aan me te binden. Ik heb nooit geleerd om vanuit een eigen interesse voor mensen of dingen in het leven te staan. Dat begin ik nu pas te ontdekken.
Het is goed om me bewust te zijn van mijn kwetsbaarheid om manisch-depressief en psychotisch te worden. Centrale thema’s bij mij zijn grenzen stellen voor mezelf en voor anderen, vooral in het sociale verkeer.
Ook leer ik uiting geven aan mijn boosheid als ik die voel, omdat deze anders naar binnen slaat en ik depressief kan worden. Dat doe ik bij een persoon waarbij ik me veilig voel.
Het helpt. Ik voel me steeds stabieler en kan rustig afbouwen met medicatie. Op het moment van schrijven, ongeveer drie jaar na mijn psychose, heb ik nog twee pilletjes te gaan. Overmorgen ben ik van de medicatie af.