Wat is een pedagogische tik?

Natuurlijk, je mishandelt je kind niet. Maar een klap moet kunnen. Een kind heeft grenzen nodig, en van een pak voor de broek krijgt het heus niets.

Test opvoedstijlen: wat kenmerkt jouw manier van opvoeden?
TEST
Doe de test »

Test opvoedstijlen: wat kenmerkt jouw manier van opvoeden?

Dat is, kort samengevat, de mening van de Nederlandse bevolking. In 2009 bleek uit representatief onderzoek door researchbureau Motivaction dat 73 procent van de Nederlandse ouders zijn of haar kind wel eens billenkoek heeft gegeven; 5 procent zei dat zelfs geregeld te doen. Twee op de drie ondervraagden waren het er dan ook niet mee eens dat ‘de pedagogische tik’ in Nederland sinds 2007 verboden is.

Begin dit jaar bleek uit kleinschalig onderzoek op psychologiemagazine.nl dat de lezers van dit blad er wel iets anders over denken. 350 sitebezoekers reageerden toen op de stelling ‘Een ­corrigerende tik kan geen kwaad’. Van hen was 59 procent het daar niet mee eens. Psychologie Magazine-lezers zijn dus minder geneigd tot slaan dan de gemiddelde Nederlandse bevolking.

Persoonlijkheidsstoornissen

Anderzijds: vier op de tien lezers ­vinden het in principe wél in orde als een kind zo af en toe wordt geslagen. Jammer, want als iets de afgelopen ­jaren duidelijk is geworden, is het wel dat slaag niet goed is voor het geestelijk welzijn van een kind. Ook als het ‘maar’ om een corrigerende tik gaat.

Directe aanleiding voor de poll was een recente publicatie waaruit dat nog eens zonneklaar bleek. Het ging om onderzoek van de Canadese gezondheidswetenschapster Tracie Afifi. Zij had toegang tot de enquêtegegevens van 34.653 volwassen Amerikanen die gezamenlijk een representatief beeld boden van de geestelijke gezondheid van de bevolking van de vs. Aan deze mensen was onder meer gevraagd of ze in hun jeugd waren geslagen.

Afifi lichtte de geënquêteerden eruit die op deze vraag ‘soms’, ‘vaak’ of ‘erg vaak’ hadden geantwoord: wie ‘nooit’ of ‘zelden’ had geantwoord, viel dus af. Daarna verwijderde Afifi ook de gegevens van de mensen die aangaven dat ze als kind te maken hadden gehad met vergaande fysieke of emotionele verwaarlozing, seksueel misbruik en regelrechte mishandeling – lees: de mensen die in hun jeugd zo hardhandig waren geslagen, geschud, gestompt of geschopt dat ze er blauwe plekken of verwondingen aan hadden overgehouden. Zo hield ze een onderzoeksgroep over die je min of meer kunt betitelen als ‘ontvangers van de pedagogische tik’: hun ouders straften hen min of meer geregeld fysiek, maar hadden hen niet mishandeld, misbruikt of verwaarloosd.

Wat de gezondheidswetenschapster vervolgens vaststelde, was dat de ­mensen in kwestie als volwassene opmerkelijk vaker leden onder depressies, angststoornissen en verslavingen. Ook ontwikkelden ze meer persoonlijkheidsstoornissen als borderline, narcisme of psychopathie. Afifi’s conclusie: ook zo’n ‘gewone’ tik kan wel degelijk kwaad.

Ontregeld stress-systeem

Via welke mechanismen kan fysiek straffen leiden tot psychische problemen? Tracie Afifi laat zich daar in haar artikel niet over uit. Maar uit andere onderzoeken is al wel het een en ander bekend over de langetermijneffecten van regelrechte kindermishandeling. Zo is de laatste jaren gebleken dat mensen die als kind fysiek en psychisch mishandeld zijn, als volwassenen vaker ­lijden aan hart- en vaatziekten. Ook hebben ze vaker depressies en onverklaarbare aandoeningen als fibro­myalgie (‘wekedelenreuma’) en het chronische-vermoeidheidssyndroom.

Het ziet ernaar uit dat de oorzaak van al die ellende een ontregeld stress-systeem is. Kennelijk kan het basale gevoel van onveiligheid dat mishandeling oproept, het lichaam van een kind voor het leven ontregelen. En Afifi’s onderzoek doet vermoeden dat ook een geregelde ‘pedagogische tik’ al zo’n effect kan hebben.

Ontwikkelingspsychologe Esmah Lahlah ziet nog een verklaring voor de psychische problemen van volwassenen die in hun jeugd fysiek gestraft zijn. ‘Een kind ervaart een tik als een afwijzing,’ zegt ze. ‘Je ouders gaan niet met je in discussie, ze geven geen argumenten, ze ontkennen je autonomie. Dat ondergraaft je zelfvertrouwen en ­beïnvloedt hoe je later omgaat met problemen. Je leert niet hoe je meningsverschillen uitpraat, en wél dat agressie acceptabel is.’

Lahlah, onderzoekster bij het Tilburgse victimologie-instituut Intervict, is dan ook een verklaard tegenstander van de pedagogische tik. Maar net als de redactie van Psychologie Magazine moest Lahlah de afgelopen tijd vaststellen dat haar mening nog lang geen gemeengoed is. Zelfs niet onder haar studenten. ‘Ik discussieer geregeld met ze over de pedagogische tik en hoor dan vaak het argument: “Ik ben zelf ook geslagen en dat heeft best goed uitgepakt”.’

Expert over traumaverwerking bij kinderen: ‘EMDR lijkt nog sneller te werken’

Expert over traumaverwerking bij kinderen: ‘EMDR lijkt nog sneller te werken’

Hoe help je een kind dat na een heftige gebeurtenis schrikachtig of depressief blijft? Carlijn de Ro...

Lees verder

Zou het kunnen dat mensen die in hun jeugd zelf geslagen zijn, als ouder ook makkelijker een tik uitdelen? Dat speelt zeker een rol, zegt Lahlah: ‘Meestal niet eens uit onwil, maar gewoon doordat ze geen andere strategieën kennen om een kind te corrigeren.’

Lastig onderscheid

Maar over hoeveel kinderen hebben we het nou eigenlijk – welk percentage wordt geregeld fysiek gecorrigeerd zonder hardhandig afgeranseld te worden? In de Amerikaanse onderzoeksgroep van Tracie Afifi bleek het uiteindelijk ‘maar’ om 6 procent te gaan. De overige geënquêteerden waren in hun jeugd ofwel – bijna – niet fysiek gestraft, ofwel fysiek gestraft en ook nog eens mishandeld. Hoe zou dat in Nederland zijn?

Wim Slot, hoogleraar kinderbescherming aan de Vrije Universiteit Amsterdam, heeft helaas geen cijfers waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen de pedagogische tik en regelrechte mishandeling. Maar, zegt hij aan de telefoon: ‘Ik vind zo’n onderscheid ook weinig zinnig. Het woord “pedagogische tik” suggereert namelijk dat je hebt ­nagedacht over wat je doet, en dan zit je wat mij betreft al op een verkeerd spoor.’

Een alternatief bieden

Want, vervolgt hij: ‘Met slaan begrens je een kind in plaats van te laten zien wat het wél moet doen. Als een kind op de achterpoten van zijn stoel zit te wippen, kun je hem een lel geven en zeggen: zit niet zo te wippen. Maar je kunt ook zeggen: laat je die stoel met vier poten op de grond staan? In dat laatste voorbeeld laat je een positieve verwachting doorklinken. Je biedt het kind een alternatief. Als je het slaat, laat je die mogelijkheid ongebruikt. Dus zelfs al zou je het kind met zo’n mep niet direct iets vreselijks aandoen, je laat wel een mogelijkheid liggen. Daar zou het in de discussie meer over mogen gaan: over wat je een kind onthoudt wanneer je slaan als opvoedmethode hanteert.’

Slot staat niet alleen in die mening. Eind vorige eeuw werd al duidelijk dat een correctie alleen nut heeft wanneer er zo’n alternatief in besloten ligt. Diverse onderzoeken toonden aan dat kinderen zich weliswaar op korte termijn ‘beter’ gingen gedragen wanneer ongewenst gedrag eruit werd gemept; maar ook dat ze zich daarna vooral ­bekwaamden in niet meer worden betrapt. Doordat het kind niet uitgelegd kreeg wat het verkeerd deed en wat wel goed zou zijn, was geen sprake van toegenomen zelfcontrole en ‘morele internalisatie’. Terwijl dat juist een van de hoofddoelen van een opvoeding zou moeten zijn.

Steeds harder slaan

Wim Slot heeft om nóg een reden bezwaren tegen de ‘pedagogische tik’. Wie zichzelf eenmaal toestaat wangedrag van een kind fysiek af te straffen, verlaagt de drempel naar geweld. Slot: ‘Ik persoonlijk koester de verdenking dat ouders die zo’n tik acceptabel vinden, vaker slaan dan ze zelf zeggen.’

Een metastudie van de Amerikaanse onderzoekster Elizabeth Thompson Gershoff uit 2002 ondersteunt die inschatting. Sterker nog: Gershoff haalt in dit overzicht meerdere onderzoeken aan waaruit blijkt dat fysiek straffen vaak escaleert in mishandeling. Tweederde van de ouders die werden ondervraagd nadat ze hun kind hadden mishandeld, gaf aan dat het incident was begonnen als een poging hun kind ‘een lesje te leren’. Kennelijk loopt zo’n poging makkelijk uit de hand.

Daar zit ook een zekere logica achter. Een kind dat geregeld geslagen wordt, zal minder reactie laten zien, of er zelfs onverschillig over doen. Het door de ouders gewenste effect blijft dus uit. Waardoor er voor hen die blijven ­geloven in de heilzaamheid van de ­pedagogische tik maar één oplossing overblijft: harder slaan. Ouder en kind komen als het ware in een neerwaartse spiraal terecht.

Verbazend veel kindermishandeling

Het verbaast dan ook niet dat Wim Slot en zijn collega’s van de Vrije Universiteit in 2006 vaststelden dat kindermishandeling in Nederland meer voorkomt dan we denken. De onderzoekers ontdekten dat nadat ze aan in totaal 1845 Nederlandse middelbare scholieren – een representatieve onderzoeksgroep – de Vragenlijst vervelende en nare gebeurtenissen hadden voorgelegd.

Ruim eenderde van de scholieren gaf aan ooit iets meegemaakt te hebben wat volgens de onderzoekers kindermishandeling mag worden genoemd; variërend van psychologische agressie van de ouders via fysiek geweld binnenshuis tot seksueel misbruik. In de voorgaande twaalf maanden had bijna 20 procent zulke nare thuiservaringen gehad. Voor 8,3 procent van de scholieren ging het daarbij om fysiek geweld. Let wel: we hebben het hier over pubers, bij wie je ‘billenkoek’ sowieso al niet meer zou verwachten.

Training Positief opvoeden voor puberouders
Training

Training Positief opvoeden voor puberouders

  • Positief contact maken met je kind
  • Omgaan met je eigen emoties én die van je kind
  • Afspraken maken en grenzen stellen
Bekijk de training
Nu maar
79,-

Hoge cijfers dus – beduidend hoger dan de percentages waarvan professionals tot dan toe uitgingen op grond van eigen observaties. De vu-onderzoekers stuitten dan ook op ongeloof. Maar, zegt Slot met een zeker genoegen: ‘Toen onderzoekers van de Leidse universiteit twee jaar geleden nog eens onderzoek deden op onze manier, dus met behulp van zelf­rapportage, kwamen ze op gelijksoortige cijfers.’

Wangedrag buitenshuis

Recent onderzoek door Esmah Lahlah leverde nog heftiger uitkomsten op. Lahlah ondervroeg 477 ­Nederlandse jongens, van wie 112 met een Marokkaanse achtergrond, naar het gebruik van grof geweld thuis: of ze bijvoorbeeld door hun ouders waren geslagen met een riem, bij de keel waren gegrepen of tegen de grond waren gesmeten. Van de Marokkaans-Nederlandse jongens had twee op de drie zoiets ervaren, van de Nederlandse jongens een op de vijf. 20 procent tot tweederde werd thuis dus geregeld hardhandig afgeranseld!

Hierbij moet wel aangetekend worden dat het onderzoek van Esmah Lahlah niet zonder meer generaliseerbaar is. Dat komt doordat ze het bewust zo heeft aangepakt dat een deel van haar onderzoeksgroep bestond uit jongens die met justitie in aan­raking zijn geweest. Daar is ook een reden voor: ze wilde vaststellen of er een verband is tussen een hardhandige opvoeding en wangedrag buitenshuis. En jawel, die link vond ze: ‘Bij beide groepen was er een duidelijk statistisch verband tussen zulke mishandelingen en geweldpleging. Al was dat verband bij de Marokkaans-Nederlandse jongens wel sterker.’

Natuurlijk vallen afranselingen met een riem en wurggrepen niet onder de noemer ‘pedagogische tik’. Maar toch. Het geeft te denken dat uit Tracie Afifi’s onderzoek bleek dat ook persoonlijkheidsstoornissen kunnen behoren tot de gevolgen van de meer beheerste mep. De antisociale persoonlijkheidsstoornis is daar één van. Kenmerken: een gebrekkig geweten, weinig empathie en een neiging tot gewelddadig gedrag.

Praten met je kind

Genoeg redenen dus om de opvoedkundige pets voor altijd uit ons pedagogisch repertoire te schrappen. Praten met je kind is het devies, uitleggen waarom iets niet mag, alternatieven bieden. Ja, dat kan soms vermoeiend zijn en natuurlijk, soms lijkt een pets wel het snelst resultaat te geven. Maar wie zegt dat het bij opvoeden om snelle effecten moet gaan?

Toch is Wim Slot tegelijkertijd verrassend mild over mensen die hun kind ooit in een opwelling een mep hebben verkocht. ‘Dat overkomt ons allemaal weleens. Een kleintje kan je soms ook wanhopig maken, dat weet iedereen die kinderen heeft. En van zo’n ­im­pulsieve tik zal een kind heus niet ­direct ontsporen. Zolang communicatie maar de basis van je opvoeding blijft, en niet het zonder uitleg dwingen of verbieden.’

Bronnen: T. Afifi e.a., Physical punishment and mental disorders, Pediatrics, 2012 / W. Slot, F. Lamers-Winkelman e.a., Scholieren over mishandeling, 2007 / E. Thompson Gershoff, Corporal punishment by parents and associated child behaviors and experiences, Pychological Bulletin, 2002