Waarom ben ik bang door de mand te vallen?
Je doet je werk prima, krijgt altijd positieve beoordelingen en toch fluistert een inwendig stemmetje: ‘Op een dag komen ze erachter dat je maar wat doet, dat je een bedrieger bent.’
Uit onderzoek van Jasmine Vergauwe aan de universiteit van Gent blijkt dat 20 procent van de mensen last heeft van dit zogeheten imposter syndroom.
Wat is daarvoor de verklaring? ‘Zoals bij de meeste fenomenen ligt ook hier een interactie van persoonskenmerken én omgevingsinvloeden aan de basis,’ zegt Vergauwe.
‘Intelligente mensen die van nature al een laag zelfvertrouwen hebben, vaak twijfelen aan zichzelf en perfectionistisch zijn, lopen een hoger risico. Helemaal als ze wonen in een prestatiegerichte maatschappij en veeleisende ouders hebben.’
De beste manier om ermee om te gaan, is je te wenden tot iemand die een beetje van een afstand kan kijken, blijkt uit Amerikaans onderzoek. Mensen die steun zoeken bij een directe collega of medestudent gaan zich namelijk alleen maar slechter voelen (‘Zie je wel, zij kunnen het wél’).
Bestaat er zoiets als ‘beelddenkers’?
Van iemand die moeite heeft met taal wordt weleens gezegd: ‘Ah, een typische beelddenker.’ Bij het woord ‘boom’ ziet zo iemand geen letters voor zich, maar een bruine stam met takken en groene blaadjes.
Het begrip beelddenken is zo’n zeventig jaar geleden geïntroduceerd door de Haagse logopediste Maria Krabbe. Ze werkte met kinderen die op school vastliepen, maar wel vaak slimme opmerkingen maakten en beschikten over veel fantasie.
Dat bracht Krabbe tot de theorie dat hun hersenen anders functioneerden dan die van hun klasgenoten: hun hoofd zat vol beelden. Omdat ze ‘beelddenkers’ waren, wilde het niet vlotten op een school die afgestemd was op ‘woorddenkers’.
De theorie van het beelddenken is sindsdien haar eigen leven gaan leiden. Aan deze categorie mensen worden nog meer bijzondere eigenschappen toegeschreven.
Ze zouden zintuiglijk en experimenteel zijn ingesteld, creatiever en intuïtiever zijn dan woorddenkers en uitblinken in het oplossen van ruimtelijke problemen. Daarnaast werd een verband gelegd met hoogsensitiviteit en hoogbegaafdheid.
Maar dat er aparte categorieën als beelddenkers en woorddenkers bestaan, is nooit bewezen. Bij proefpersonen die in een hersenscanner vrijelijk wat in de rondte denken, is activiteit te zien in onder meer de taalcentra, de visuele schors, de associatiegebieden, de emotionele hersenen en de motorische centra.
We denken dus in woorden én beelden én geluiden én emoties, en ga zo maar door. Wel blijkt uit onderzoek dat sommige mensen beelden beter onthouden en anderen meer woordonthouders zijn. Maar denken in beelden doen we allemaal.
Waarom raakt de een sneller verslaafd dan de ander?
Mensen die verslavingsgevoelig zijn, hebben een zogeheten hunkerbrein en dat is deels genetisch bepaald. Van nature hebben ze weinig dopaminereceptoren, waardoor ze alleen door een stevige prikkeling het belonende effect van dopamine ervaren. Drugs, zoals alcohol, nicotine en cocaïne, zorgen voor deze prikkeling.
Daarnaast werkt de neocortex bij hen minder goed. Dat hersendeel maakt de afweging tussen het verlangen naar een roes en redenen om daar niet aan toe te geven, bijvoorbeeld dat je morgen moet werken.
Helaas zorgen verslavende middelen er op den duur voor dat het aantal dopaminereceptoren en de werking van de neocortex verder afneemt, wat stoppen nóg moeilijker maakt.
Veerkracht: sterker bij tegenslag
- Leer hoe je optimistischer wordt - zelfs bij tegenslagen
- Maak een persoonlijk plan om gemakkelijker overeind te blijven op uitdagende momenten
- Gebaseerd op inzichten uit de positieve psychologie
79,-
Maar ook karaktereigenschappen, opvoeding en sociale omgeving zijn van invloed. Wie perfectionistisch, faalangstig en onzeker is, kan verslavingsgevoeliger zijn.
Ook maakt het uit hoe je met stress en angst omgaat, of je uit een warm of kil nest komt en wat normaal is in je sociale kring. Wordt er in je vriendenkring bijvoorbeeld stevig gedronken, dan is kans groter dat je verslaafd raakt aan alcohol.
Zegt uiterlijk iets over intelligentie?
Het is niet eerlijk, maar het lijkt erop dat mooie mensen gemiddeld ook nog eens slimmer zijn. Volgens onderzoekers zit dat zo: intelligente mannen hebben vaker een hogere status waardoor ze mooie vrouwen aantrekken.
En omdat zowel intelligentie als uiterlijk erfelijk is, krijgen ze samen vaker mooie, slimme kinderen. Die kinderen krijgen bovendien meer aandacht van hun ouders en leraren, waardoor ze het beter doen op school. Dat zorgt weer voor grotere maatschappelijke kansen, wat ze tot aantrekkelijker partners maakt en zo is het cirkeltje rond.
Wat vinden we mooi? Daarbij blijkt vooral symmetrie van belang. Dat duidt namelijk op gezonde genen en dat is belangrijk voor onze nakomelingen. Ons brein is in staat om de mate van symmetrie in iemands gezicht in een flits te berekenen. We weten dan achteraf niet meer of iemand een grote neus had of brildragend was, maar wel of we hem of haar knap vonden of niet.
Kun je het zien als iemand liegt?
Nee. Of in elk geval zijn we er bar slecht in. Zo denken we dat leugenaars ons liever niet aankijken, maar daar is geen wetenschappelijk bewijs voor. Ook friemelen ze niet vaker zenuwachtig met hun vingers of draaien ze meer op hun stoel.
Integendeel: volgens een meta-analyse aan de universiteit van Californië bewegen leugenaars juist minder en maken ze ook minder handgebaren. Verder lijken ze meer spiegelgedrag te vertonen en bijvoorbeeld tegelijk met jou te knikken.
Maar om leugenaars te ontmaskeren, kun je beter op verbale signalen letten. James Pennebaker van de universiteit van Texas ontdekte bijvoorbeeld dat leugenaars minder vaak complexe taalconstructies gebruiken, zoals voegwoorden als ‘behalve’ en ‘tenzij’. Ook zeggen ze minder vaak ‘ik’. Daarnaast is hun verhaal vaak gladder en gestructureerder, omdat ze het hebben geoefend.
O, maar als mijn partner liegt, heb ik dat echt wel door, denk je nu misschien. Helaas, omdat we niet verwachten dat de ander liegt, komt onze geliefde er juist nog gemakkelijker mee weg.
Er zijn een aantal slimme technieken die je kunt inzetten als je vermoedt dat iemand liegt. Zo is het verstandig om niet direct in de beschuldigende stand te springen.
Vragen als: ‘Goh, vertel eens wat je precies hebt gedaan?’ en ‘Wie waren er allemaal?’ leveren meer tekst op en daardoor ook meer kansen om iemand op tegenstrijdigheden te betrappen dan: ‘Je was zeker weer met die knappe collega van je op stap.’
Nog een goede strategie: onverwachte vragen stellen. Wie kent uit zijn jeugd niet de truc van portiers bij een club? Eerst vragen ze naar je leeftijd, waarop je bezweert dat je – echt waar – vorige maand 18 bent geworden. Daarna vragen ze in welk jaar je geboren bent. Ehm…
Ook gekke vragen stellen is een goede zet. Leugenaars wringen zich vaker in allerlei bochten om ze te beantwoorden. Ze vrezen namelijk dat een simpel ‘Ik weet het niet’ hen verdacht maakt.
Waarom komen sommige mensen altijd te laat?
Te laat komen levert op z’n minst irritaties en gênante situaties op en in het ergste geval kost het iemand z’n relatie of baan. Waarom overkomt het sommige mensen dan toch steeds?
Dat onderzocht timemanagement-expert Diana DeLonzor, zelf een chronische laatkomer, samen met psychologen van de San Francisco State-universiteit.
Ze onderscheiden zeven types:
- Goedpraters hebben altijd een smoes paraat en vinden dat stipte mensen wel wat relaxter mogen zijn.
- Deadlinesurfers denken dat ze altijd alleen maar kunnen presteren onder druk en krijgen een kick van de laatste-momentadrenaline.
- Regelaars denken altijd: ‘Als ik opschiet, kan ik nog even…’ Het ontbreekt ze aan een realistisch tijdsbesef.
- Voor hedonisten moet het allemaal wel leuk blijven en zich haasten valt daar niet onder.
- Rebellen willen uniek zijn en voelen zich gezien door hun eigen regels – en dus ook tijden – te hanteren.
- Verstrooide professoren willen graag op tijd komen, maar zijn snel afgeleid.
- Vermijders zijn bang, bijvoorbeeld om in hun eentje te moeten wachten.
Kun je veerkracht aanleren?
Veerkracht wordt door psychologen omschreven als het vermogen een persoonlijke crisis het hoofd te bieden en er relatief weer snel van te herstellen.
Onderzoekers vermoeden dat deze vaardigheid in de basis aangeboren is, maar je kunt hem wél trainen. Volgens de Amerikaanse klinisch psycholoog Rick Hanson doe je dat door deze vijf innerlijke krachten te versterken:
- Kunnen profiteren van heilzame ervaringen. Dat wil zeggen dat je je bewust bent van alle goede dingen in je leven, klein en groot. Ze vormen een buffer voor tegenslagen.
- Een gevoel van zeggenschap hebben. Zelfs in situaties waaraan je helemaal niks kunt veranderen, zoals bij ziekte, kun je nog altijd zelf bepalen hoe je ermee omgaat.
- Het vermogen om de rust te bewaren. Dat helpt je niet alleen helder na te denken tijdens stress, maar bevordert ook het herstel daarna.
- Fijne intieme relaties onderhouden. Zodat je weet dat je gesteund wordt en een vangnet hebt.
- Moedig zijn. Een diepe vastberaden-heid helpt ons onze angsten te ervaren, zonder ons erdoor te latentegenhouden.
Je hoeft alleen de innerlijke krachten aan te pakken die voor je gevoel wel een boost kunnen gebruiken. Ben je bijvoorbeeld al best moedig, maar kan het geen kwaad om wat rustiger te worden, dan ga je daarmee aan de slag. Zo kun je jezelf op stressvolle momenten aanleren je uitademing te verlengen ten opzichte van je inademing.
Van essentieel belang is dat het geleerde echt deel van jezelf wordt, dat het een blijvende plek in je hersenen krijgt. Het grote voordeel van onze hersenen is namelijk dat we ze zelf kunnen verbeteren; ook wel positieve neuroplasticiteit genoemd.
Hoe gaat dat in zijn werk? Door gericht te oefenen, worden de specifieke neurocircuits in je brein actiever en sterker. Dat proces is te vergelijken met wandelen door een bos: de paden die vaak worden belopen, worden breder en makkelijker begaanbaar. De kunst is dus om de paden naar meer veerkracht om te toveren tot snelwegen.
Hoe voorkom je hokjesdenken?
Hoe goed je ook je best doet: in ieder mens schuilt een hokjesdenker. Het maakt de complexe wereld overzichtelijker.
Ook onszelf hebben we ingedeeld in bepaalde groep. Zien we leden van een andere groep, dan kan ons lichaam reageren alsof er sprake is van dreiging: onze hartslag en bloeddruk stijgen en we maken meer van het stresshormoon cortisol aan. Dat is een onbewuste reactie waaraan we helemaal niets kunnen doen.
Uit onderzoek aan de Harvard-universiteit blijkt bijvoorbeeld dat we raskenmerken altijd registreren, of we nou willen of niet. Dat begint heel vroeg: baby’s van drie maanden zien al verschillen tussen huidskleuren en bij zes maanden geven ze de voorkeur aan mensen van hun eigen etnische achtergrond.
Toch heeft niet iedereen het even sterk: wie zich meer identificeert met zijn eigen groep, vervalt eerder in wij-zij-denken. De oplossing is dan ook om zo veel mogelijk een overkoepelende sociale identiteit te ontwikkelen. Voel je niet alleen autochtoon of allochtoon, maar vooral Nederlander of Europeaan.
Daarnaast helpt het om actief contact te zoeken met mensen uit een ander ‘hokje’. Dan merk je dat je vooral veel gemeen hebt.