Waarom smaken tomaten in Italië altijd lekkerder dan thuis? En waarom is de sla die ik uit mijn moestuin haal zoveel beter dan die van de groenteboer?
Niet omdat ze lekkerder zijn, maar omdat ik denk dat ze lekkerder zijn. Dat is het belangrijkste wat ik leer tijdens een smaaktest op landgoed Rhederoord, waar souschef Jeroen van Deursen me onderwerpt aan een aantal experimenten om te zien hoe het gesteld is met mijn smaakwaarneming.
Na het schrijven van zeven kookboeken weet ik dat lekker koken vooral bestaat uit heel goed proeven. Ik vertrouw er altijd op dat mijn smaakpapillen hun werk wel doen, maar is dat wel zo? Deze smaaktest moet uitsluitsel geven en gelukkig, het klopt. Zo gaat het blind proeven van drie soorten cola me uitstekend af. Ik twijfel geen seconde tussen Pepsi, Coca-Cola en een huismerk. Ook de verschillende basisgeuren van wijn kan ik bijna allemaal thuisbrengen. Ik slaag voor bijna alle tests die mijn smaak- en reukvermogen op de proef stellen.
Maar dan gaat het mis. Op tafel staan bakjes gekleurde gelei. Aan mij de taak om de smaak ervan te herleiden. Het blijkt een onmogelijke opgaaf. Mijn hersenen proberen me iets te vertellen. ‘Vies,’ klinkt het in mijn hoofd. Of: ‘Hier ben ik dol op.’ Toch kan ik met geen mogelijkheid de smaak van maïs, waar ik niet van hou, of sinaasappel, waar ik dol op ben, herkennen. Het is gekmakend hoe mijn hersenen en mijn smaakpapillen weigeren samen te werken. Het voelt alsof er een belangrijke hersenfunctie is uitgeschakeld.