Het is al heel goed dat je begrijpt dat je stemming van grote invloed is op je zelfvertrouwen. Feitelijk zie je natuurlijk steeds dezelfde persoon in de spiegel, maar je stemming zal altijd blijven variëren.
En die beïnvloedt je denken: is je stemming negatief, dan denk je ook negatiever over jezelf. Is die positief, dan heb je optimistische gedachten.
Je stemming kan negatief zijn zonder dat je het in de gaten hebt. Je merkt het pas op als je je down voelt. Het gevaar is dan dat je je stemming ‘gebruikt’ als bewijs dat je negatieve waarneming en gedachten over jezelf ‘waar’ zijn: zie je wel, ik ben lelijk en stom… We noemen deze denkfout emotioneel redeneren, of buikdenken.
Wanneer het je lukt om een negatieve stemming te herkennen en je te realiseren dat de daaruit voortkomende kritische gedachten afhankelijk zijn van die stemming, kan het tot je doordringen dat je de gedachte minder serieus hoeft te nemen.
Dit relativeren doe je ook door jezelf vragen te stellen als: is dit een feit of een subjectief oordeel? Formuleer vervolgens een minder pijnlijke gedachte, een gedachte die meer feitelijk is. Uiteindelijk krijg je zo een stabieler zelfbeeld, zodat je, ook als je stemming negatief is, achter jezelf blijft staan terwijl je in de spiegel kijkt.