Niemand kijkt er meer van op als we het over een pace maker hebben, het technisch vernuftig compacte doosje dat bij bepaalde hartkwalen uitkomst kan bieden. De pacemaker is een maatschappelijk volledig geaccepteerd implantaat. Dergelijke medisch-technologische hoogstandjes hoeven echter niet altijd levensreddend te zijn, om maatschappelijk acceptabel te zijn. Als geïmplanteerde technische apparaatjes de kwaliteit van het leven kunnen verbeteren, is het publiek snel om. Het is immers een prachtige vinding dat sommige doven met speciaal ontworpen chips weer kunnen horen en blinden in bepaalde gevallen met een kunstmatig vervaardigd netvlies weer kunnen zien.
Een chip voor een groter geheugen
Het gebruik van technisch vervaardigd hoogwaardig materiaal als chips in combinatie met zenuwweefsel, is een voorbeeld van de moderne neurotechnologie. Deze vorm van technologie maakt het bijvoorbeeld mogelijk dat mensen met de ziekte van Parkinson hun tremor kunnen moduleren met een soort pacemaker. Patiënten met een dwarslaesie kunnen hun handen en armen gebruiken met een geïmplanteerde elektrostimulator en verlamde mensen kunnen dankzij hersentransplantaten met een computer communiceren. Ze kunnen de cursor op een computerscherm laten bewegen, door aan hun eigen lichaamsdelen te denken (zie ook Psychologie Magazine 12/1998).
Dergelijke ultramoderne behandelingsmethoden boeken nu al op beperkte schaal succes