ontwikkeling
Wie ben ik eigenlijk? Deze vraag bezorgt ons heel wat hoofdbrekens, zo blijkt uit het proefschrift van de Groningse psycholoog Cor van Halen, die mensen ondervroeg van 17, 40, 55 en 70 jaar. Adolescenten hebben de meeste moeite zichzelf te definiëren, dat zal niemand verrassen, maar het is niet zo dat onze identiteit na ons achttiende levensjaar helemaal probleemloos is. Adolescenten hebben het meeste last van ‘fragmentatie’, wat tot uitdrukking komt in uitspraken als: ‘Het is moeilijk mezelf te kennen, omdat ik in elke situatie anders ben.’
Mensen van middelbare leeftijd zijn vooral bezig met zelfverwerkelijkingsproblemen: ‘Het is moeilijk mezelf te kennen, omdat ik eigenlijk anders ben dan ik overkom.’ Zeventig-plussers ervaren het vaakst leegte: ‘Het is moeilijk mezelf te kennen, omdat er eigenlijk niets te kennen valt; je speelt gewoon een rol.’
Jonge mensen hebben het gevoel een keuze te moeten maken uit een overdaad aan verschillende identiteiten, zo zegt Van Halen. Op middelbare leeftijd heeft men het vervelende gevoel te zeer bepaald te worden door een identiteit die al vast staat. Op oudere leeftijd ten slotte heeft men het gevoel dat de identiteit die men in de loop der jaren heeft opgebouwd, geleidelijk aan betekenis inboet. Het
blijft tobben met je eigen zelf.
Cor van Halen, The uncertainties of Self and Identity, Rijksuniversiteit Groningen, juni 2002