Werkgevers kunnen hun introductieprogramma beter afstemmen op nieuwe werknemers, concludeert Joost Ardts in zijn proefschrift All is well that begins well, waarop hij in oktober promoveerde aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Ardts, van huis uit arbeids- en organisatiesocioloog en werkzaam als adviseur bij het adviesbureau voor human resources management GITP, volgde tien maanden lang 235 nieuwe werknemers uit vier verschillende bedrijven: een telecombedrijf, een IT-bedrijf, een verhuurbedrijf voor vakantiehuisjes, en het leger.
‘Nieuwkomers in een bedrijf voelen zich bijna altijd onzeker’, zegt Ardts. ‘Ze zitten met vragen als hoe werkt het hier en hoe kom ik aan informatie. Ze willen domweg kunnen observeren en vragen stellen. In veel bedrijven zie je dat nieuwkomers een pakket informatie ontvangen of formeel een mentor toegewezen krijgen, maar de beste introductie is ze de ruimte te geven. Laat ze afkijken bij een ervaren collega, geef ze rolmodellen, en geef ze daarnaast gerichte opdrachten. Stimuleer de natuurlijke behoefte aan informatie en bied tegelijkertijd uitdagingen.’
Werkgevers moeten zich faciliterend opstellen ten opzichte van nieuwe werknemers, vindt Ardts. Ze kunnen zich realiseren dat introductie een langlopend proces is en meer omvat dan het introductieprogramma alleen. Bovendien kan introductie ook van strategisch belang zijn.
In introductieactiviteiten kun je bijvoorbeeld al beginnen met het stimuleren van ondernemerschap en creativiteit. Een goed begin is het halve werk.