U wordt dagelijks geconfronteerd met gruwelijke foto’s van vermoorde kinderen. Hoe houdt u dat vol?
‘Het shockeert me nog steeds, maar ik laat me er niet door van de wijs brengen; ik zie die foto’s als de sleutel naar de dader. De manier waarop hij zijn slachtoffer heeft omgebracht en achtergelaten, verraden zijn signatuur. Ik kruip in het brein van de moordenaar om de slachtoffers en de nabestaanden te helpen. Voor hen is het essentieel om te weten: waarom heeft hij het gedaan?
‘Ik ben ooit in dit beroep terechtgekomen na het lezen van een krantenberichtje over de verdwijning van een zesjarig jongetje. Ik leefde intens mee met dat kind en zijn vader en moeder. Het enige wat je op dat moment als ouder denkt, is dat de hele planeet moet worden afgezocht. ‘We wachten op sporen’, was alles wat de politie te vertellen had. Ik heb van huis uit een zeer sterk ontwikkeld rechtvaardigheidsgevoel, en dacht: “Verdomme, waarom zoeken ze dat kind niet!” Nu, twintig jaar later, blijkt dat er nooit enig onderzoek naar die verdwijning is gedaan; het jongetje is nooit gevonden.
‘Die laksheid van de overheid shockeert me veel meer dan nare foto’s! Het motiveert me keer op keer om er nóg harder tegenaan te gaan. Een kind is nog maar een kind, en heeft er recht op beschermd te worden.’