Op Twitter, weblogs en sociale netwerken als Facebook, Hyves en LinkedIn treffen we dagelijks honderden vrienden met we alle details van ons bestaan kunnen delen – en omgekeerd. Zijn zulke social media een onschuldig tijdverdrijf, of houden we te weinig tijd over voor contact met onze echte vrienden? En hoe zelfzuchtig ben je als je denkt dat iedereen alles van je wil weten?
Gezellig, al dat buurten op netwerksites, maar zo houd je toch minder tijd over voor je echte vrienden?
Dat is inderdaad wat wetenschappers lang dachten. Maar zowel de stevige social-mediagebruikers als de geheelonthouders blijken in het echte leven gemiddeld vijf goede vrienden te hebben. Onderzoek door Michigan State University onder studenten met gemiddeld 175 Facebook-vrienden laat zien dat de meeste online tijd juist wordt gespendeerd aan het onderhouden van de vriendschap met die vijf echt goede vrienden.
‘Het gebruik van social media leidt er juist toe dat mensen elkaar ook opzoeken in het echte leven,’ zegt mediapsycholoog en social media-adviseur Mischa Coster. ‘Online en offline vloeien naadloos in elkaar over. Zo hoef je bij een ontmoeting helemaal niet meer te vragen: “Hoe gaat het?” Dat heb je allemaal al gelezen op Twitter.’
Maar wat heb je aan zoveel online vrienden als je er maar vijf heel goede hebt?
Je kennissenkring breidt zich wel flink uit. De Engelse antropoloog Robin Dunbar stelde in 1993 vast dat mensen in staat zijn om contact te onderhouden met 148 mensen in hun kenniskring. Dat ‘getal van Dunbar’ wordt met hulp van social media flink opgerekt. Oude vriendschappen van de basisschool worden weer opgetuigd; mensen die je ooit hebt ontmoet op een feestje of zakenuitje en die je normaal gesproken meteen weer zou vergeten, vinden hun plek in je sociale netwerk.
Dankzij netwerksites, aldus wetenschappers van Yale University, word je er voortdurend aan herinnerd dat die personen bestaan. Het voorkomt ook dat mensen die verhuizen of emigreren, vereenzamen in hun nieuwe omgeving omdat ze heimwee hebben naar hun oude sociale contacten.
Over het algemeen wordt aangenomen dat mensen social media niet gebruiken om nieuwe mensen te leren kennen, zoals dat op datingsites wel het geval is. Maar het kan natuurlijk best. Coster: ‘Netwerken of nieuwe mensen ontmoeten gaat ineens een stuk soepeler als je elkaar al “kent” via internet.’
Ik vind het wel ongezellig als mijn gezelschap de hele tijd met zijn smartphone in de weer is.
‘Het vastleggen van een moment is een deel geworden van de gebeurtenis – misschien wel het belangrijkste deel, stelde schrijfster Patricia Holland al in 1991 in haar boek Family snaps. Ze doelde daarmee op het maken van foto’s; tegenwoordig hebben we telefoons waarmee je filmpjes kunt maken en kiekjes schieten en ze ter plekke rondmailen of op internet zetten. Is een ervaring delen met ‘online’ vrienden daardoor belangrijker geworden dan de ervaring zelf?
Mediapsycholoog Coster is ervan overtuigd dat je er juist meer door gefocust raakt op je omgeving. ‘Mensen kijken voortdurend naar wat interessant is voor hun vrienden, en wat niet; dat vereist extra aandacht.’ Tijdens het moment van het online publiceren heb je weliswaar even wat minder aandacht voor wat er om je heen gebeurt, zegt hij. ‘Dat is een keuze: wat minder aandacht nú, voor wat meer aandacht over een minuut.’
En bovendien: door foto’s op je website te zetten, schrijft hoogleraar massamedia Andrew Mendelson van de Temple universiteit in Pennsylvania, kun je met vrienden herinneringen ophalen aan de leuke dingen die je samen gedaan hebt. Dat versterkt jullie band.
Maar wat moet ik met een foto van iemands broodje of de mededeling dat ze de bus hebben gemist?
Het antwoord is ambiant awareness, zoiets als ‘latente aanwezigheid’. Door elkaar constant op de hoogte te houden van dit soort kleine momenten ben je voortdurend op de achtergrond aanwezig in elkaars leefwereld. In feite doe je daarmee niets anders dan wanneer je fysiek bij elkaar bent. Op zo’n moment maak je iemand ook voortdurend vanuit je ooghoeken mee. Ook dan weet je wat hij eet en drinkt en of hij last heeft van een kriebelhoest of spierpijn.
Je moet jezelf wel erg belangrijk vinden als je denkt dat anderen daarop zitten te wachten.
Websites als Facebook zijn de ideale voedingsbodem voor narcisten, vinden de Amerikaanse psychologen Jean Twenge en W. Keith Campbell. In hun boek The narcissism epidemic stellen ze dat narcistische karaktertrekken – zoals een nogal hoge dunk hebben van jezelf, materialisme en gebrek aan empathie – onder Amerikaanse studenten de afgelopen twintig jaar met eenderde zijn toegenomen. Het onderzoeksduo noemt dat onder meer de schuld van sociale media.
Kleinschalig onderzoek onder honderd studenten, door de York universiteit in Toronto, laat zien dat vooral mensen met een laag zelfvertrouwen en veel narcistische trekjes veel tijd spenderen op Facebook. Mannen promootten zichzelf het liefst door positieve dingen over zichzelf te schrijven, vrouwen deden het door zorgvuldig gunstige foto’s van zichzelf te kiezen. Maar het is onduidelijk of deze mensen al narcistisch waren, of dat ze het door Facebook zijn geworden.
Hoogleraar Mendelson uit Pennsylvania, die eveneens onderzoek deed onder studenten, ontwaarde ook volop narcistisch gedrag. Op Facebookprofielen zag hij vooral foto’s van de profielhouders met hun vrienden. Allen waren zich volledig bewust van de camera geweest en hadden een pose aangenomen waarvan ze wisten dat die goed overkwam. Toch interpreteert Mendelson dit liever als het promoten van het ‘zelf’.
Mediapsycholoog Coster: ‘Wanneer je social media inzet voor zelfpromotie zou je dat narcisme kunnen noemen, maar in de zakenwereld heet het personal branding en is het heel legitiem. Voorheen noemden we het gewoon reclame. Het verschil is dat nu niet een product of een bedrijf wordt aanbevolen, maar een persoon.’
Maar als iedereen zich beter voordoet dan is hij is, is het toch nep?
Sommige mensen hebben het gevoel dat ze juist online meer zichzelf zijn. Uit een onderzoek door Michigan State University bleek namelijk dat introverte mensen in het werkelijke leven het idee hadden dat ze niet ‘echt’ konden zijn. Online, zo bleek uit het onderzoek, hadden ze veel minder last van sociale remmingen en hun verlegenheid. Ze gedroegen zich online uitbundiger en socialer dan bij een ontmoeting in persoon. Zelf gaven ze aan dat deze presentatie van henzelf ‘echter’ was.
Bovendien zit er volgens Coster wel een zelfregulerend aspect aan het gebruik van social media: ‘Als we onwaarheden gaan vertellen, zullen we snel worden gecorrigeerd, of in ieder geval bevraagd, door degenen die ons echt kennen.”
En geef toe, ook in ons dagelijks leven zetten we ons beste beentje voor. We denken na over welke kleren ons het best staan, hoe we ons haar laten knippen en wat we zeggen. Daarin verschilt de digitale wereld niet veel van de echte.